Uitgesteld geplaatst. Pff. - Reisverslag uit Nevers, Frankrijk van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu Uitgesteld geplaatst. Pff. - Reisverslag uit Nevers, Frankrijk van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu

Uitgesteld geplaatst. Pff.

Door: Jan Bloemendaal

Blijf op de hoogte en volg Jan

08 Augustus 2009 | Frankrijk, Nevers

Dag 13, Zondag 19 juli 2009, Saarburg.

Wat een genot, om weer op de originele aangegeven Jacobsweg te lopen, op een Jacobsweg, die na Trier ook weer goed gemarkeerd is. Gisteren liep ik van Bitburg naar Trier. Bij gebrek aan een kaart moest dat weer langs de levensgevaarlijke B51, die ik nog kende van de vorige keer. Hoe ik ook mijn best deed voor Bitburg om om Bitburg heen te komen, het lukte mij niet. Na Prüm was de weg zo slecht gemarkeerd dat ik een paar keer aan het dwalen kwam. De kaarten in de beschrijving die ik heb, waren ook dermate slecht, dat je er niet wijzer van kon worden. Vrijdagmorgen kwam ik behoorlijk aan het dwalen na Schönecken. Ik was blij, dat ik na enkele uren de mij bekende weg naar Bitburg vond. Ik wist dat dertien kilometer verderop er een restaurant te vinden zou zijn. Daar had ik de twee vorige keren overnacht. Nu bestond het hotel bijna niet meer. Er zat een nieuwe eigenaar op. Het geheel maakte een verlopen indruk, Gelukkig kon ik er toch nog een paar broodjes eten, al was het een gunst die me toegestaan werd.
Nog dertien kilometer verder en ik was weer in het mij zo sympathieke Bitburg. Sympathiek, niet alleen vanwege het lekkere bier dat er gebrouwen wordt, maar ook vanwege de fantastische behandeling die ik daar ruim drie jaar geleden onderging toen ik opgenomen werd in het ziekenhuis na de enkelbreuk, die ik opgelopen had bij mijn toenmalige poging Santiago te voet te bereiken. Ondanks alle sympathie die ik koester voor de stad liep ik er toch maar door, kennissen heb ik er niet. Een medepatiënt van destijds met wie ik een paar dagen op dezelfde kamer heb gelegen had mij destijds al verzekerd, dat ie nog het zelfde jaar zou overlijden. Daarom had ie mij zijn adres maar niet gegeven. Met andere patiënten was ik niet nader in contact gekomen.
Een paar honderd meter van de weg af, bouwde ik mijn tent op. Dit maal beschut in het bos. Omdat het droog leek te blijven ritste ik voorlopig de tent nog niet dicht. Helaas trachtten een tiental naaktslakken van de gelegenheid misbruik te maken om mijn tent binnen te dringen. Vieze dingen om uit je tent te gooien. Nat, slijmerig en koud.
En wat deed het weer, toen ik wakker was? Het was gewoon droog, zodat ik alles droog in de rugzak kon persen. Toen ik op de B51 liep, regende het al weer. Na een kilometer of acht een tankstation met ontbijtgelegenheid. En het regende maar. Doorlopen was de boodschap, want ik wilde toch echt de dertig kilometer naar Trier eruit gooien. Gelukkig was het zaterdag en dat betekent in Duitsland, dat er veel minder vrachtverkeer is. Tegen een uur of elf wordt het zo waar droog. Om drie uur ben ik bij de Porta Nigra in Trier. Mijn beschrijving vermeldt dat dat het oudste bouwwerk in Duitsland is. Zal best waar zijn. De auteur van mijn beschrijving doet net of de lezer de hele dag toeristisch geïnteresseerd is en geeft omwegen aan, om nog een of andere bezienswaardigheid langs te kunnen gaan. Desalniettemin is de bakker goed voor een broodje en een Pott Kaffee. Meer dan vijf en dertig jaar geleden heb ik Trier al eens bekeken. ‘k Heb er toen zelfs de doopinschrijving gezien van de Jood die na Jezus Christus de grootste invloed op de mensheid heeft gehad. Ik geloof dit van Karl Marx te mogen zeggen.
Ik loop door de gezellige drukte van de winkelstraten van Trier en volg de route die ik verleden jaar ook liep. In de buurt van mijn hotel van vorig jaar weet ik een Turkse Kebab Bude waar het reuze gezellig is. Bij binnenkomst begint er in een hoek van de Bude een groepje te zingen het lied van de wandelende molenaar of in het Duits, Das Wandern is des Mühlers Lust. Ik ben doodmoe en heb niet de lust er op in te gaan. Wel vliegen de biertjes op me af. Kalm maar aan, dan breekt het lijntje niet. De Turk vertelt me dat het hem spijt geen Heineken te kunnen presenteren. Je zou haast denken dat ie mij nog kent. Als ik na een paar uur weer buiten kom, word ik aangesproken door een hinderlijk ventje dat zich presenteert als Spanjaard en voorgeeft alles te weten over pelgrimage. Hij vertelt me dat ik niet de route moet nemen over Parijs, want die is zo heuvelachtig dat ik bij Orleans last van mijn knieën zal krijgen. Ik probeer beleefd te blijven, maar als ie me ook nog vertelt dat mijn rugzak te zwaar is omdat ie niet meer mag wegen dan tien procent van mijn lichaamsgewicht, vraag ik hem ronduit uit mijn gezichtskring te verdwijnen. Gelukkig doet ie dat. Ik vervolg mijn weg door dit smalle Moezeldal. Rechts is de Moezel, links de spoorlijn, daarnaast perst zich de snelweg door het dal en dan nog de gewone verkeersweg. Toch kan ik langs dit fietspad, waarop ik loop rustig slapen in mijn tentje.

Vanmorgen weer hetzelfde liedje. Het regent. ’t Is zondag, dus ik slaap uit. Om half negen is het droog. In het vijf kilometer verder gelegen Konz heeft de bakker een heerlijk ontbijt buffet, met zelfs een zachtgekookt eitje erbij. Het smaakt verrukkelijk. Nu neem ik de Jacobsroute weer op. Verleden jaar liep ik hier niet langs de originele route en kwam behoorlijk aan het dwalen. Nu blijkt dat na Trier een andere hand de route gemarkeerd heeft en dat is een verbetering. Zonder problemen ben ik om twaalf uur door bos en veld tot Mannebach gevorderd. De beschrijving vermeldt de eerste vijftien kilometer eigenlijk alleen maar kleine gehuchten, waar geen horeca te verwachten valt. Als ik dan in Mannebach zie dat het naar Saarburg maar zes kilometer zal zijn, besluit ik daar heen te wandelen. Saarburg herinner ik me als een bijzonder gezellig stadje met veel toeristen en veel horeca. Om er te komen wordt het nog even spannend als na een kilometer er een wegomleiding volgt naar Saarburg. Die omleiding bedraagt minstens acht kilometer en daar zit ik beslist niet op te wachten. Ik wil de middag besteden om wat te schrijven en een omweg van acht kilometer gaat me de hele middag kosten. Als ik besluit de omweg te negeren en de omleiding zou het gevolg zijn van een nieuwe brug die er gebouwd wordt, dan hang ik. Ik waag het er maar op. Kort voor Saarburg blijkt dat de weg radicaal onder handen genomen wordt. De barrière is onneembaar voor auto’s, maar deze achtenswaardige voetganger heeft er gelukkig geen enkel ander probleem mee dan dat de schoenen wat modderig worden.

Saarburg presenteert zich als weleer. Het is er vol met toeristen. Ik hoor er veel Nederlands. Ik doe me te goed aan een buffet bij de Chinees en strijk verder neer voor het schrijven van mijn verhaaltjes in een restaurant waarvan ik nog weet, dat ik er verleden jaar vrije internet verbinding had. Ook nu blijkt dat nog het geval te zijn. Opgelucht zet ik mijn eerste verhaaltjes op het net. Ondertussen zijn er twee echtparen naast me neergestreken. Ik hoor ze in het Nedersaksisch. Ik kan me heerlijk onderhouden met ze in het Achterhoeks. Ze blijken uit Buurse te komen.

Mon Dieu, wat waren we serieus in het werk en in de studie. Het was nog maar kort na 1968 en de hele maatschappij stond op zijn kop. Het “alles moet kunnen” is toen begonnen. Academie de Horst waar ik studeerde had het Christelijke geloof ingewisseld voor het geloof in de maakbare samenleving en vond daarvoor steun bij theorieën van de mijnheer wiens geboortestad ik gisteren passeerde. We werden Marxistisch/Leninistisch opgeleid door ene mislukte hoogleraar theologie. Die in zijn theorieën veel ervaringen had verwerkt van zijn studietijd in de DDR. Het was allemaal heel eenvoudig. De onderbouw bepaalt de bovenbouw. Dat wil zeggen, de beslissingen worden genomen aan de hand van de belangen. Dat werd er bij ons steeds weer ingestampt. Dat was kort gezegd het enige wat we in die vier jaar leerden. Iedere kritiek hierop werd steeds weer tot dit uitgangspunt herleid. En wij lieten ons dit maar al te gemakkelijk aanleunen. “Alles moet kunnen”, ja, maar wel binnen een bepaald kader.
Terreur van de groep was overal aanwezig. Het was not-done om een andere krant dan de Volkskrant te lezen. Ik kon het eigenlijk niet maken met het NRC Handelsblad op de academie te verschijnen.
We leerden dat we ons heil moesten gaan verwachten van het lompenproletariaat,wat dat dan ook was. Dat proletariaat zou uiteindelijk de macht grijpen. Het gewone proletariaat was daarin niet meer geïnteresseerd doordat het te veel op het fluwelen kussen van de welvaart was gaan zitten.
Mon Dieu, hoe kon ik met mijn vijfentwintig jaar nog zo naïef zijn al die onzin en nog veel meer te geloven?

Dag 14, maandag 20 juli 2009, Sierck-les-Baines, la douce France.

Ik ben moe als ik na een wandeling in drie landen op één dag, neerstrijk op de camping in Sierck-les-Bains in Frankrijk. De moeheid, voornamelijk in de voeten wordt alleen maar erger als ik achter mijn computer zit. Hoewel in drie landen, is de wandeling vandaag toch niet bijzonder zwaar geweest. Maar ‘k heb slecht geslapen vannacht, onrustig doordat ik te kort aan de kant van de weg lag. Het was wat laat geworden gisteravond en het was al bijna donker toen ik het lokaal verliet waar ik aan de praat was gekomen. Toen ik het café verliet had ik me niet gerealiseerd dat de weg bergopwaarts zou gaan. Links van me ging het steil naar beneden, rechts steil naar boven. Een tentplekje kon ik de eerste paar kilometer wel vergeten onder die omstandigheden. In het al bijna volslagen donker vond ik toch nog een plekje dat onder die omstandigheden acceptabel was. Maar het positieve van deze nacht was wel, dat het de eerste nacht werd waarin de tent van binnen en van buiten droog bleef. Het regende niet en daardoor kon ik de tent de hele nacht open houden, zodat de condens kon opdrogen. Vanmorgen toen ik nog geen half uur onderweg was, regende het al weer. In een dorpje, waar ik nog voor achten doorkwam was de bejaarde waardin al bezig haar café te reinigen en het was volgens haar niet te vroeg voor een kopje koffie. Iets te eten kon ze me niet aanbieden en de bakkerswinkel, een paar kilometer verderop, waar ik de vorige keer halt had gehouden, had de deuren voorgoed gesloten. Niet eerder dan kort voor elven kon ik bij de bakker in Perl een broodje eten. Toen begon het ook weer droog te worden en in de middag verscheen de zon, nog voor ik in Schengen in het uiterste zuidoosten van Luxemburg was. Ik liep maar drie kilometer in Luxemburg, toen stond Frankrijk er al aan te komen.

Gisteravond, net nadat ik wilde vertrekken van mijn plekje uit Saarburg, hoorde ik naast mij opeens het woord “wandelsite” vallen. Toen ik opkeek, keek ik in het gezicht van Louis met wie ik een maand geleden een wandeling had gemaakt van Amersfoort naar Scherpenzeel. Wat een toeval dat je mekaar dan een paar honderd kilometer buiten Nederland weer tegen het lijf loopt. Louis vertelde me op vakantie te zijn in Saarburg met vrouw en het gezin van zijn dochter.

Dag 15, dinsdag 21 juli 2009. Sierck les Bains.

Opnieuw of nog steeds in Sierck les Bains, wie zal het zeggen? Feit is, dat ik om half zeven de camping afstap, bij de bakker in het stadje een stuk warme pizza eet en aan de hand van de beschrijving verder loop. Dat laatste had ik nu net niet moeten doen. Vol goede hoop op betere tijden sleep ik mij over de steilste helling tot Vézelay naar boven. Als ik eindelijk boven sta, vermeldt de beschrjjving dat de pelgrim naar Santiago voorlopig de wegmarkering moet volgen zoals die is aangegeven door de groene markeringen op wit veld. De markering wijst met een pjjl naar rechts. Maar als ik die indicatie een paar uur volg, sta ik weer in Siercks les Bains, waar ik juist vanochtend vertrokken ben. Wat nu? Moet ik concluderen dat het mijn schuld is dat ik verkeerd gelopen ben of toch maar de schuld geven aan het boekje dat mij tot gids dient?

Dag 16, woensdag 22 juli 2009, Thionville.

Gisteren bleef het nota bene de hele dag droog, het werd lekker weer om even uit te rusten. De supermarkt vlakbij, dus over het eten hoef ik me ook geen zorgen te maken. Het stadje ingaan trekt me niet, dus blijf ik de hele dag op de camping, af en toe op bezoek bij een echtpaar uit Boxmeer dat hier met een camper staat. ’t Is allemaal niet spannend, maar wel ontspannend. In die veertien dagen dat ik nu op pad ben, ben ik al een dag of vijf op mijn schema vooruitgelopen, dus een rustdag kan er best af.
Als ik in het bijna donker naar mijn tent ga en daarbij de paal aanraak waaruit je elektriciteit kunt tappen, krijg ik een opdonder die me bijna aan de grond doet slaan. Als ik dat vanmorgen meldt bij de campingbeheerster, doet ze net of ik haar vertel dat het regent. Nou ja, wat zal ik meer? Het regent inderdaad. Vannacht tegen een uur of twee kwam er een onweer opzetten. Wel is de temperatuur ondertussen zo hoog, dat ik zonder dek kan slapen.
Als ik me om half zeven op pad begeef, regent het nog. Om negen uur wordt het droog. Ik heb besloten voorlopig mijn beschrijving maar niet te gebruiken. Als het ding zo duidelijk is dat je bij je uitgangspunt terugkomt, deugt het duidelijk niet. Die beschrijving is ook duidelijk niet samengesteld aan de hand van de wegen die de pelgrims hier vroeger namen, maar er zijn wat mooie en minder mooie wandelroutes aan en elkaar geplakt en dat wordt dan verkocht als de route van Saint Jacques. Valse romantiek zullen we maar zeggen. Hoewel, de wandeling langs de verkeersweg kan weinig bekoren, maar het is niet anders. Ik wandel via Yutz naar Thionville. In Yutz maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn kleren te wassen in een wasserette. Een vriendelijke dame voorziet mij van zeeppoeder, waarvoor je hier zelf dient te zorgen. Van schone kleren voorzien en nog fris gedoucht stap ik bij de kapper binnen. Ik waag het niet me helemaal kaal te laten scheren zoals ik wel vaker gedaan heb. Het weer is me daarvoor nog te wisselvallig.

Bij het Leger des Heil, waar ik op 1 april 1970 begon is het nooit goed gekomen. Ik kon er mijn draai niet vinden. Ik was veel liever bij de PCRV gebleven, waar ik stage had gelopen. Bij het leger waren ze me te naïef spontaan. Het was hele dagen halleluja, handje geklap, prijs den heer. Er klopte iets niet. Het burohoofd was geen heilssoldaat, en moest daardoor constant beducht zijn op zijn positie. Toen ik hem jaren later eens op een camping trof, vertelde hij me spontaan dat ie het vaak eens geweest was met mijn kritische noten, maar vanwege zijn positie in de hiërarchie had ie me destijds geen gelijk kunnen geven. Bah, ik hou niet van dat gedraai. We hadden één maatschappelijk werker die uit een leger familie kwam. Hij beheerste zo ongeveer het hele bureau. De administratieve juf was ook heilssoldate en duldde kritiek op noch grappen over het Leger. Logisch dat het bureauhoofd deze mensen te vriend moest zien te houden. Toen de samenwerking tussen het Leger en de PCRV verminderde doordat de PCRV ging samenwerken met de KRV en de Algemene Reclasseringsvereniging, zag ik mijn kans schoon om over te stappen naar de PCRV. Mijn vaste aanstelling had ik bij het Leger nog niet gekregen, maar de PCRV bood mij direct een vaste aanstelling met als standplaats Zutphen. Daar ben ik in 1971 begonnen en heb er twee jaar lang met plezier gewerkt.

Dag 17 en 18, donderdag 23 juli en vrijdag 24 juli 2009.

Vanmorgen bij het opstaan waren al mijn spullen weer droog. Geen wonder, want ik had gisteravond de tent opgezet in een veel grotere tent die opgesteld was op een voetbalveld. Bij het vinden van dat plekje gisteravond, hoopte ik maar dat het de hele nacht stormachtig zou regenen. Zo erg werd het niet, het regende maar een klein beetje. Zo weinig dat ik het niet eens gemerkt had, tot ik bij het verlaten de buitenkant van de grote tent zag.
Gisteren passeerde ik Metz. Op het toeristenburo kreeg ik internetverbinding. ‘k Heb geen verhaaltjes geplaatst, zo kort nog na de vorige. Wel even weer de kathedraal van binnen en van buiten bewonderd en weer stond ik verbaasd over de weelde waarmee die kerk uitgerust is. In de portalen hangen van onder tot boven beelden, in steen uitgehouwen natuurlijk. De ramen zijn gebrandschilderd en de kerk biedt ruimte aan duizenden mensen. Hoe heeft men het destijds allemaal al kunnen samenstellen? Als je daarmee de gebrekkigheid vergelijkt van de nog veel later gebouwde boerenwoningen, dan denk je toch onwillekeurig dat het kunnen van de mensen ook samenhangt met communicatie en kennis overdracht.
De vorige keer heeft het me veel moeite gekost om uit Metz weg te komen. Nu denk ik slim te zijn door naar de Moezel terug te lopen en die rivier constant aan de rechterhand te houden en dan kan het niet anders of het moet goed komen. Zo lukt het om inderdaad zonder problemen deze toch wel grote stad te verlaten. Ik denk via de N57 naar Pont à Mousson te komen, maar die weg heet al gauw de D657. Zal wel goed zijn, als het maar op 57 eindigt, zo veel heb ik al wel begrepen van de logica van het Franse wegenstelsel. Bij het verlaten van één van de voorstadjes zie ik een onuitwijkbare bui hangen. Hij breekt los als ik nog honderd vijftig meter van de Lidl verwijderd ben. Kletsnat schuif ik daar naar binnen. Het lijkt niks meer te worden deze avond, dus als de regen iets vermindert schuif ik er maar door, op zoek naar een droog plekje. Het is inmiddels al half donker. Doorweekt kom ik bij een groot winkelcomplex met cafetaria. Na twee kopjes koffie daar schijnt de zon weer en wandel ik nog enkel kilometers verder. Het spijt me dat ik niet veel anders te vertellen heb dan iets over het slechte weer. Het is zo langzamerhand bar en boos. Van de winter regende het ook veel, maar nu heb je heel andere verwachtingen. Het had toch nu eigenlijk zo moeten zijn, dat ik ’s morgens om elf uur hijgend en puffend onder een boom aan een beekje neer zou strijken om niet weer op te staan voor ’s middags vier uur, wanneer het weer enigszins mogelijk zou zijn geworden de route op te nemen. Neen dus. De krant voorspelt wel enige verbetering, maar dat is slechts afgezet tegen de slechte huidige omstandigheden. Koud zal het niet worden, bestendig ook niet. Een klachtenbureau is er voor het weer ook in Frankrijk niet. Desalniettemin wandelde ik van morgen een dikke twintig kilometer langs de Moezel, voor dat ik Pont à Mousson bereik voor een petit café en een Chinees buffet van een uitzonderlijk goede kwaliteit. De toerist informatie weet geen adres te noemen waar ik toegang kan krijgen tot het internet. Net voor ik bij de toerist informatie binnenstap, ontmoet ik de eerste medepelgrims, een Duits echtpaar uit Hamburg dat twee dagen geleden in Trier is gestart. Ze zijn met de fiets onderweg en dan gaat het iets sneller, hoewel ze per dag maximaal vijf en zestig kilometer maken. Ze hebben vakantie en zij die vakantie hebben haasten niet. Ze zijn erg positief over Frankrijk, maar klagen net als ik over de slechte beschrijving van de route. Dit jaar willen ze tot Auxerre om dan volgend jaar de weg te vervolgen van daar tot de Pyreneeën. Ik doe het toch liever wandelend en dan in één keer. Maar niet iedereen heeft zo veel vrije tijd.

Voor het mijmeren over vroeger in reclassering en sociale academie ontbreekt al een paar dagen de stemming. Misschien komt die nog wel terug.

Dag 19 en 20, Zaterdag en zondag 25 en 26 juli 2009.

Momenteel in Veaucouleurs, het stadje waar Jeanne d’Arc haar zegetocht begon. Ze is hier vlakbij geboren, herinner ik me van de vorige keer. Gisteren had ik de hele dag geen stroom en de accu was leeg. Geen gelegenheid om te schrijven dus. Ik liep door een bijna onbewoonde streek naar het vestingstadje Toul. Daar sliep ik de vorige keer. Nu bezichtigde ik de in principe mooie, doch zwaar verwaarloosde kathedraal van deze nog volledig omwalde en ommuurde stad. Veel is er niet te beleven. Niet alleen de kathedraal, ook de rest van de stad maakt de indruk of de betere tijden voorbij zijn.
Het is me nu al een paar keer overkomen, dat een horeca gelegenheid waarvan ik vorig jaar gebruik maakte definitief zijn poorten heeft gesloten. Alles het gevolg van de huidige crisis? Wie zal het zeggen? Ook kwam ik langs industriële complexen, die weinig bedrijvigheid vertonen en soms het bordje hebben hangen “fermé définitvie”. Triest, maar het weer maakt een minder trieste indruk dan de vorige dagen. Gisteren de hele dag droog met een weliswaar straffe wind, vandaag is het weer ronduit schitterend. Vanmorgen ontwaakte ik in een klein dorpje vijftien kilometer na Toul op een grasveldje in een klein dorpje. Gisteravond had ik daar al voor zevenen de tent neergezet. Toen ik geïnstalleerd was, viel ik meteen in slaap tot een uur of half tien. Onaangekondigd bezoek wekte me. Drie jongetjes van een jaar of twaalf à veertien hadden mijn plaatsje ontdekt en wilden het hunne ervan weten. Ze trachtten zich keurig in het Engels uit te drukken en maakten een heel wat beleefdere indruk dan de twee iets oudere straatjongens van van de week in Metz. Zij passeerden me van achteren komend met een fiets en trokken mij in het voorbijgaan de hoed van mijn kop. Ik zag mij al zonder hoed mijn weg vervolgen naar Santiago. Doch zie daar, vijf en twintig meter verder smeten ze het ding van zich af. Hoofdgedekt kon ik toch nog mijn weg vervolgen.

Vanmorgen bij het passeren van een snelweg, kon ik weer heerlijk koffie drinken, na slechts drie kilometer lopen. Het is zondag en dan heb je in Frankrijk weinig horeca. Nog veertien kilometer scheidden me van Veaucouleurs. Een kilometer voor dat stadje opeens een luide schreeuw van Michael en Violetta, die ik in Pont à Mousson trof en me nu in het passeren toeroepen dat ze aan het begin van de stad een terras zullen opzoeken.
De supermarkt gesloten, de bakker dicht en het restaurant niet open. Frankrijk op zondag in optima forma. Als het me na veel heen en weer geloop toch nog lukt een paar baguettes te kopen, zie ik ook Violetta en Michael weer. Ze zijn eerst langs een paar kerken geweest om een stempel te halen. Maar zelfs de kerken op zondagmorgen hebben de deuren op slot. We vinden toch nog een terrasje. Ze willen deze dag nog de volgende etappe plaats halen. Ik ga eerst rusten en schrijven en dan wil ik een stuk afsnijden naar Joinville. Volgens de beschrijving scheiden me nog twee en zeventig kilometer van dat doel, volgens de richtingbordjes nog vijftig..

Bij d e PCRV in Zutphen heb ik een paar jaar met redelijk plezier gewerkt. Het bureauhoofd was een afgekeurde rechercheur, misschien daarom niet zo’n softie, één van de weinige maatschappelijk werkers met humor. Hij kon moppen vertellen, dan hield je je buik vast van het lachen. De werkbegeleider een over het paard getild domineeszoontje, dat uitstraalde dat bij hem het heil diende te beginnen. Mijn collega’s waren redelijk reële kerels.
Het gedonder begon eigenlijk toen op een nacht in juni 1972 de man die mij een kamer verhuurd had, doodgestoken werd. De dader, ook zwaargewond door het voorafgaande gevecht zou door ons bureau gereclasseerd worden. Geen probleem toch! Gelukkig werd ik niet de behandelende maatschappelijk werker, maar het geval werd natuurlijk wel van tijd tot tijd in het team besproken en ik constateerde daarbij, dat mijn collega’s absoluut geen oog hadden voor de slachtoffers. Slachtoffer was niet alleen de overledene, maar ook familie en anderen uit de omgeving van het “slachtoffer”. Weliswaar dien je als reclasseringsambtenaar de belangen van de dader te behartigen, maar kan je dan blind zijn voor de gevolgen voor de slachtoffers van de daad?
Ik was door de daad lange tijd uit mijn gewone doen. Niet dat ik rouwde, maar ik moest toch wel het een en ander verwerken. Het slachtoffer was weliswaar geen familie van me, maar wel iemand uit mijn omgeving. De avond voor zijn dood had ie me nog aangeboden mij bridgen te leren.
Mijn collega’s gaven er op geen enkele manier blijk van oog te hebben voor de omgeving van het slachtoffer. Dit maakte me kritisch op de reclassering. Een kritiek, die ik niet mocht hebben, wilde ik goed meedraaien in het geheel.
Mijn hoop op betere tijden was gevestigd op de a.s. fusie. Vijf reclasseringsinstellingen zouden met elkaar gaan samenwerken en gek genoeg liep het arrondissement Zutphen landelijk voorop in het fusieproces. Na de fusie zouden we de hemel op aarde bereiken, was zo ongeveer het gevoel dat bij iedere instelling leefde.
De fusie begon op 1 oktober 1973. We zouden een nieuw pand betrekken. Het nieuwe bureauhoofd was een zijden sok, die over kwam waaien van de KRV, een softie die zijn evenknie niet vond in de verre omgeving. Vanaf diezelfde datum ging het dan ook goed mis met me. We moesten in teamverband gaan werken. Dat was een nieuw idee, waarvan de strekking nog niet direct door iedereen begrepen werd. Het ergste was, dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de cliënt van de maatschappelijk werker overgedragen werd naar het team. Dat voelde als een enorme beknotting van je individuele verantwoordelijkheid en vrijheid. Je moest als het ware iedere verdere stap in de behandeling gaan vragen in het team. En het team kwam met stappen, die je zelf al lang overwogen maar als niet mogelijk terzijde geschoven had.

Dag 21, maandag 27 juli 2009, Joinville.

“In Bretagne regent het al”, vertelt me de boer die me om elf uur op de koffie nodigt. Sinds zes uur wandel ik al, vroeg wakker geworden door de intense kou van een wolkenloze hemel. Om zeven uur kom ik weer eens langs een wasplaats waar de vrouwen vóór het tijdperk van de individualisering van de gezinswas, in alle gezelligheid gezamenlijk de was deden. Deze plaats ligt er netjes bij en het water stroomt er nog net zo doorheen als toen de wasvrouwen nog kwamen. ’t Is nog wel vroeg en koud, maar ik duik toch maar het heldere water in om me eens even weer lekker op te frissen. Heerlijk is zo’n bad, vooral als je een paar dagen niet geweest bent. Campings waar ik me ’s avonds douchen kan zijn er ook al niet. Om de vijf kilometer ongeveer is er vijftig kilometer lang een dorpje met een paar boeren huizen en wat honden die aanslaan als deze pelgrim langs komt. Gelukkig heb ik gisteravond nog een pizza kunnen kopen, meer te eten heb ik ook al niet. Vijftig kilometer moet ik overbruggen zonder winkels. Gistermiddag om drie uur liep ik uit Veaucouleurs weg. Vanmiddag om vier uur hoop ik op het volgende ravitailleringspunt, Joinville, aan te komen. Na de koffie zijn het nog zeventien kilometer, vertelt de boer me. Bij het weggaan wil hij me een stok geven, want die hoort een echte pelgrim te steunen. Ik bedank ervoor.
Anderhalf uur neem ik pauze met wat droog brood, ik val zelfs in slaap aan de kant van de weg. Als ik wakker word, regent het niet alleen meer in Bretagne. De hele middag blijft het zwaar bewolkt. Wil het dan helemaal niet lukken in juli met het weer? Een en twintig dagen ben ik nu onderweg. Daar van zijn er hoogstens vier die compleet droog waren. Gisteren was het de mooiste dag, helemaal droog, de zon scheen en de temperatuur kwam niet boven de vijf en twintig graden.

Dag 22 en 23, dinsdag en woensdag 28 en 29 juli 2009, Bologne.

Zo kwam het dan toch nog goed met het weer. De natuur om me heen is schitterend. Het lijkt wel voorjaar, doordat alles zo fris groen is. Gisteren begon het goede weer. In Joinville, waar ik die morgen ontwaak hangt een dicht mist, het lijkt wel herfst. Ik verwacht een moeilijke etappe met weinig voorzieningen naar Chaumont of naar Colombey les deux Eglises, het dorp van Charles de Gaulle. De route die ik het eerst herken zal ik kiezen. Als ik de weg vraag aan een paar voor een bar hangende gasten, wijzen ze me de mist in. Ik twijfel al gauw de goede richting ingeslagen te zijn, want het gaat behoorlijk steil omhoog, naast een dal dat links van mij alsmaar dieper wordt. Ik moet ergens links af, maar dat kan natuurlijk niet als het dal zo diep is. Als ik een uur later dezelfde gasten in de bar tref, gniffelen ze wat. Nou ja, beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Na een paar kopjes koffie toch maar richting Chaumont, al kom ik dan ook op de route die ik verleden jaar ook liep. C’est pas autre of in goed Nederlands, het is niet anders.
Het wordt toch nog lekker zonnig, ik passeer een paar dorpjes over een rustige weg. De weg houdt op en sluit zich aan bij de razend drukke B67. Dan maar weer de hoed verankerd met het stormbandje om de wind opwerpende vrachtwagens het hoofd te kunnen bieden. Voort gaat het. Om vier uur ben ik in Froncles. Daar is een camping met voor mij zo langzamerhand luxe voorzieningen.

Dag 24, 25 en 26. Donderdag, vrijdag en zaterdag 30 en 31 juli en 1 augustus 2009. Montbard.

Een paar dagen niet geschreven. Geen stroom en geen gelegenheid. Niet in ieder horecabedrijf kan ik aansluiten aan een stopcontact, om over internetverbindingen nog maat te zwijgen. Maar veel heb ik ook niet te melden. Al een paar dagen loopt het kereltje dat altijd dezelfde kant opgaat als ik, weer mee. Zijn omtrek ziet er net zo uit als ik. ’s Morgens is ie heel lang en loopt ie meestal rechts van mij, dan gaat ie geleidelijk aan achter me lopen en tegen een uur of vijf ’s middags komt ie aan de linkerkant van mij weer te voorschijn. Als ik even stop, stopt ie ogenblikkelijk ook. Als het regent zie je het kereltje nooit. Als ik een bar of restaurant binnenstap gaat ie nooit mee. Je ziet hem dan ook niet, maar als ik weer buiten kom is ie ogenblikkelijk weer daar. Alleen als de zon schijnt, dat moet ik er wel bij vermelden.

De streek waar ik de laatste dagen doorloop is een pure landbouwstreek en de boeren zijn druk bezig met de tarweoogst. Met enorm grote maaidorsers gaan ze het te velde staande gewas te lijf. Al dagenlang klinkt het gegons van die machines in mijn oren. Over de weg passeren de tractoren de goedgevulde wagens met het geoogste graan transporterend. Ook balenpersers zijn druk in de weer. Ze persen het stro in mooie ronde balen of in grote rechthoekige pakken. Ook het stro wordt van het land gereden met grote wagens. Al die drukke boeren zijn vrijwel allemaal in hun eentje bezig, opgesloten in hun airconditioned tractor cabines. Zouden die boeren nu wel eens terug verlangen naar de tijden dat het land bewerken een weliswaar zwaar maar toch een groepsgebeuren was met de daar bij behorende jool en gezelligheid?

Donderdagmiddag, kort voor Boudreville zie ik een Nederlands nummerbord op een motor hangen. De berijder zit er naast een appel te eten. Even een praatje maken. De berijder helemaal verpakt in zwarte motorkleding blijkt de zeventigjarige Hans uit Borne te zijn die voor zijn plezier een paar weken door Frankrijk en omgeving toert. Een paar kilometer verder ben ik in Boudreville, het dorpje waar ik de vorige keer sliep bij de daar gevestigde Nederlander, Mark. Hij blijkt niet thuis te zijn. Ik deponeer mijn rugzak in het bushokje tegenover zijn woning en ga er opuit om water te halen. Als ik terugkom bij mijn bagage staat Mark met zijn zoon bij mijn spullen. Aan die spullen heeft ie ogenblikkelijk herkend dat ik het weer ben. Hij nodigt me uit voor een glaasje gekoelde rosé. Dat glas wordt een fles en nog meer. Kortom het wordt weer erg gezellig. Een van de boertjes van vorig jaar komt ook nog weer een glaasje drinken. Ik zet de tent op in de tuin.

Een uur later dan gewoonlijk word ik op vrijdagmorgen wakker. Alles is nog stil in huis. Ik doe mijn dingen en als ik klaar ben om te vertrekken bespeur ik nog geen enkel leven in het huis. Wat te doen? Ik schrijf een bedankbriefje en vertrek toch maar.
De dag wordt verder als de vorige. Drie en twintig kilometer scheiden me van Chatillon sur Seine. Verder alleen maar tarwe oogstende boeren op de enorme velden. Als dat vermaak te noemen is, is het wel het enige vermaak. De streek is als de dagen ervoor. Na Chatillon lukt het me er nog tien kilometer uit te gooien. Moe maar voldaan bouw ik dan ook mijn tent op aan de rand van een bos.

De zaterdag wordt niet anders dan de vorige dagen. Het zwarte kereltje loopt weer dapper met me mee. Vlak voor Montbard is een uitgestrekt bos, waar de weg door loopt. Toch wel prettig in de schaduw te wandelen. Om half drie ben ik in Montbard, te laat voor het eten, maar nog ruim op tijd voor de supermarkt. Ik wil hier enige uren rust houden en dan na wat eten aan het eind van de middag een begin maken met de laatste weinig enerverende etappe. De volgende plaats waar weer iets mogelijk is, is Avallon, vijf en veertig kilometer van hier. Tussen hier en Avallon zijn bitter weinig mogelijkheden geld uit te geven en vijf en veertig kilometer op één dag is me net een beetje te veel van het goede. Dus wil ik er vanavond de kop afhakken, morgen het grootste gedeelte doen en dan maandag in de vroegte aankomen in Avallon. Dan ben ik door het barre noorden van Frankrijk heen, dan komen er weer regelmatig voorzieningen, dan begint ook de routebeschrijving weer betrouwbaar te worden en dan verwacht ik vanaf Vézelay ook wat meer medepelgrims voor wat aanspraak.



  • 08 Augustus 2009 - 14:30

    Joke:

    ha jan, je verslag weer in één ruk uitgelezen!

  • 08 Augustus 2009 - 14:30

    Anita:

    Hallo Jan,

    Leuk weer wat van je te lezen. Ik zat me van de week al eens af te vragen waar je inmiddels zou zijn. Jammer dat het weer niet erg mee zit. Maar zoals je terecht zegt; Het is niet anders.
    Veel wandelplezier en groetjes aan je zwarte "wandelmaatje"! Leuk gevonden!

    Groetjes Anita

  • 08 Augustus 2009 - 16:47

    Marten:

    Hallo Jan,
    Ik heb weer met belangstelling je wandeltocht gevolgd. En dat je zoveel slecht weer treft! Daar merken we hier "in het normale leven" vel minder van.En dat je zo tussendoor je werkzame levensperiode omschrijft ik ook wel interessant. In de maand oktober zitten wij weer met de 508 in de provence. Dus als je tijd hebt....Veel plezier nog verder.

  • 09 Augustus 2009 - 11:11

    Ine:

    Hè eindelijk weer een berichtje, ik maakte me, met vele anderen, al ongerust!Maar gelukkig loop je niet alleen, doe het zwarte mannetje de groeten...tot het volgende berichtje. groet uit brevoort

  • 09 Augustus 2009 - 13:32

    Johan:

    Hallo Jan

    Terug van Canada en thuis ook weer een goed gevoel.
    Ik hoop dat het goed met je gaat en bel je binnenkort

  • 09 Augustus 2009 - 14:26

    Gé Westgeest:

    Beste Jan,
    Een mooi verslag en een geweldige manier om het thuisfront op de hoogte te houden.
    Dit is op zich al de moeite waard om aandacht aan te schenken.
    Buen Camino! Gé

  • 11 Augustus 2009 - 13:05

    Maarten:

    Het duurde toch wel even voor ik weer kon lezen over het verdere verloop van je tocht. Ik vermoedde al, dat het ontbreken van een Internetverbinding daarvan de oorzaak zou zijn. Ik wens je verder goede reisomstandigheden toe! Groeten v Maarten

  • 02 November 2009 - 10:14

    Marc.k En Sjoerd.K:

    Beste Jan
    We hebben je reisverhalen gelezen.Leuk dat je iets over boudreville hebt gescheven,de boer vertelde ons dat je bij Courban wat zo'n 6km van boudreville ligt in de berm lag te slapen met je hoed op je voorhoofd.Wij denken dat je vermoeide avond had.Als je in de buurt bent ben altijd welkom
    Groetjes Marc en Sjoerd en de Honden.
    rue 2 Jaen renaut 21520 boudreville.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Frankrijk, Nevers

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

18 December 2009

Prettige feestdagen

18 Oktober 2009

Oost west, thuis best? Of eind goed, al goed

05 Oktober 2009

De laatste loodjes

27 September 2009

Kom je over de hond

17 September 2009

Es viva Espagna
Jan

Actief sinds 11 Aug. 2008
Verslag gelezen: 480
Totaal aantal bezoekers 86843

Voorgaande reizen:

25 Januari 2011 - 31 December 2020

Onbekende duur

15 April 2010 - 15 Augustus 2010

Omweg naar Rome

15 September 2008 - 15 April 2009

Mijn eerste reis

Landen bezocht: