Es viva Espagna - Reisverslag uit Estrella, Spanje van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu Es viva Espagna - Reisverslag uit Estrella, Spanje van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu

Es viva Espagna

Door: Jan Bloemendaal

Blijf op de hoogte en volg Jan

17 September 2009 | Spanje, Estrella

Dag 50, dinsdag 25 augustus 2009, Gorges.

Helemaal verdwenen is ie vandaag, het kleine zwarte ventje. Gisteren liet ie zich nog even heel sporadisch zien maar vandaag had ie er helemaal geen zin aan. Als er zich maar iets tussen de zon en mij bevindt, laat het kereltje het afweten en vandaag waren het dikke regenwolken die hem verhinderden te voorschijn te komen.

Ik ontwaak tamelijk laat voor mijn doen, om kwart voor zeven. Het gewone ritueel en dan op pad. De etappe zal niet bijzonder moeilijk worden en ook niet bijzonder lang en gaat als gewoonlijk door velden, akkers en bossen. In de weiden grazen de limousins. De velden en weiden zijn kurkdroog, want in deze buurten heeft het al een paar maand niet geregend.
Om elf uur ontdek ik een pizzeria, die me bekend voorkomt. Van de winter dronk ik er ’s morgens een koffie, nu dus maar weer. In het er bij horende dorpje is een hotel restaurant met keurig verzorgde uithangborden, dus de zaak zal dan ook nog wel goed draaien. Als ik daar een half uur later naar binnen schuivel, blijken mijn verwachtingen uit te komen. En eindelijk, voor de eerste keer dat ik nu in Frankrijk ben kan ik mij te goed doen aan een Franse menu maaltijd, die helemaal is zoals ik dat nog van vroegere bezoeken aan Frankrijk ken. Eerst mag ik opscheppen uit een soepterrine, dan komt de hors d’oeuvre met een eigen gemaakte aardappelsla, ondertussen is er een fles water op tafel gezet, aangevuld met een kannetje wijn. De wijn is wat aan de weinige kant, een kwart liter per persoon. Dan komt de hoofdschotel, bestaande uit rijst met een kippenpoot. Daarna komt het bord met kaas. Ik kan afsnijden van wel acht verschillende kazen. Vervolgens een stuk gebak, dat ik niet nader kan omschrijven en dan als afsluitertje een kleintje koffie, dat ook tot het menu behoort. Zo hoorde het vroeger in Frankrijk, nu maak ik het pas voor de eerste keer mee.
Als ik na de maaltijd een dutje probeer te doen, wordt mijn poging wreed verstoord door vallende regendruppels. Dan maar weer in het tuig en zien dat ik nog met een redelijk droge outfit het vijf kilometer verdere Gorges kan bereiken. Dat lijkt redelijk te lukken. In Gorges blijkt de refugio pas om vier uur zijn deuren te openen, zoals de tourist information weet te vertellen. Dan maar een krant gehaald bij de tabac en die gelezen bij de pizzeria onder het genot van een glaasje bier. Markus komt dan ook doornat en chagerijnig binnenwandelen.
Om vier uur precies gaat de refugio open. Er staan nog twee Duits sprekende Fransen te wachten. Ze zijn vanmorgen aan de tocht begonnen in Thivier. Ze blijken hun zaakjes niet helemaal in orde te hebben, want ik hoor de man het ene na het andere overnachtingsadres bellen. Als hij uitgebeld is blijven hij en zijn vrouw besluiteloos zitten. Dat ze moeilijkheden hebben blijkt wel uit hun houding. Als ik er eindelijk naar vraag vertelt de man mij niet genoeg contant geld bij zich te hebben. Nu heeft hij alle overnachtingsadressen gebeld die mogelijk een credit card accepteren, maar hij heeft alleen maar antwoordapparaten aan de lijn gekregen. Als ik hem adviseer naar een winkel te gaan en daar te vragen of hij geld kan opnemen, komt hij een kwartier later enthousiast terug en vertelt dat het gelukt is bij de bar tabac.

Dag 51, woensdag 26 augustus 2009, Perigueux.

Waar blijft ie nou? Dat loop ik me sinds kwart over zeven tot elf uur af te vragen. Waar blijft nou dat kleine zwarte kereltje, dat aan het begin van de dag, maar ook aan het einde veel groter is. Ik mis hem. Al bijna twee dagen heb ik hem amper gezien. Toen ik hem niet zag heb ik me gerealiseerd wat een net ventje het toch eigenlijk is. ’s Morgens duikt ie, als ie opduikt, altijd rechts van me op, om daarna geleidelijk aan achter mij langs naar mijn linkerkant te verdwijnen. Zo lang ik maar min of meer naar het zuiden loop zal hij nooit voor mij langs van rechts van mij naar links van mij van positie veranderen en dat alles zonder dat ik hem daarop gewezen heb. Maar vanochtend duurt het wel een hele tijd voor hij verschijnt. Voor het eerst maak ik mee dat het mistig is en daar heeft het zwarte ventje ook al een hekel aan, zo erg zelfs, dat ie maar gewoon niet komt opdagen.
Als eerste vertrek ik deze ochtend. Dat gebeurt meestal. Markus neemt plechtig afscheid van me, want hij reist van Perigueux terug naar vrouw en kinderen in de buurt van Stuttgart. Tien nachten lang op één na sliepen wij in het zelfde onderkomen. In Limoges had hij een andere adres. We hebben prettig gestreden met elkaar. We verdroegen elkaar. We kibbelden, maar het kwam altijd weer goed. Zijn slechtste eigenschap was, dat hij zich altijd bemoeide met gesprekken die ik met anderen voerde. Dat doen veel mensen trouwens. Dan ben je met iemand aan de praat en dan komt er een ander tussen met behulp van veel stemgeluid. Vreselijk, want mijn gesprekspartner wendt zich dan altijd naar de interrumptor. Ik vind dat vreemd, om niet te zeggen ergerlijk, maar het schijnt gewoonte geworden te zijn.

In Perigueux neem ik een kamer in het religieuze complex. Was het van de winter een goedkoopte eiland, nu is het voor dezelfde kamerprijs een duurte eiland voor me, omdat ik meestal voor weinig geld in een refugio slaap.

Morgen verder naar Sint Astier.

Dag 52, donderdag 27 augustus 2009, Saint Astier.

De chique juf op de tourist information in Saint Astier deinst vol ontzetting terug als ik iets te dicht in haar nabijheid kom. Hoewel haar parfum mij wel bevalt, bevalt haar het mijne niet. Ach dat is des pelgrims lot.
Het zwarte kleine ventje wandelde vandaag weer duftig mee, hoewel hij een behoorlijke tijd eigenlijk grijs was, maar dat zullen we hem maar niet kwalijk nemen, hij is al zo weinig aanwezig geweest de laatste dagen.
Markus is verdwenen. Hij zal de TGV naar Stutttgart wel genomen hebben en veel pelgrims zijn nu niet op de zelfde route onderweg.
Perigueux is een redelijk grote stad, waar ik kilometers lang lopen moet om er uit te komen. Gelukkig is buiten de stad overal veel fruit rijp. Al wel een maand lang pluk ik pruimen van de boom, pruimen die nu zo langzamerhand rot aan de bomen beginnen te hangen. Maar de perziken beginnen rijp te worden. En ook, niet onbelangrijk voor Frankrijk, de druiven zijn voor een pelgrim langzamerhand rijp genoeg. Aangevuld met langzaam rijpende appels en sinds enige weken al verteerbare peren, lijkt het erop of je de hele dag door een vers fruit winkel wandelt. Oh, ja, dan heb ik de brummels nog vergeten te noemen. Bramen noem je die sappige zwarte wilde vruchten trouwens in het Nederlands. Ontbijt of niet, ik loop de hele dag te eten in dit vruchtbare land.
In Saint Astier slapen de pelgrims op de camping vertelt me de mooie juf trouwens op de tourist information, met afgewend gezicht. Als ik een paar uur op de camping ben, komt ook het Duitssprekende Franse paar aangewandeld. De afgelopen nacht hebben ze bij vrienden in Perigueux geslapen. Vannacht delen ze met mij de bungalow. Bungalow noemt men het hier, maar het is gewoon een grote tent, hoewel er is wel een eigen douche en wc.

Dag 53, vrijdag 28 augustus 2009, Mussidan.

Als ik om half drie na mijn middagdutje nog eens probeer of de refugio al open is, komt er een man op me af, die me vraagt een nummer te bellen, maar mijn telefoon heeft een lege batterij, dus lukt het niet. “Dan zal ik de deuren voor je open doen”, zegt de man, zo waar in slecht Engels. Hij opent eerst een venster en daarachter bungelen een paar sleutels. Ik kan me installeren. Lekker vroeg vandaag. Om dik zes uur zijn de Fransen er nog niet, dus ik verwacht ze niet meer en de beheerder is ook nog niet langs geweest. ‘k Zal hem nog één keer proberen te bellen, maar tot nog toe heeft hij zich steeds gemeld met de mededeling dat hij de telefoon niet opneemt.
Als ik dit schrijf komt ie juist binnen.
“Joël”, stelt hij zich voor. Hij geeft me een stempel in mijn credentiaal, incasseert tien Euro voor het verblijf en geeft me uitgebreide instructies over het vervolg van de camino, morgen. Instructies die mij geen enkel nieuw feit brengen. Hij houdt er gelukkig mee op, als ik laat weten de tocht reeds eerder gemaakt te hebben.
Vanmiddag heerlijk gegeten in een restaurant, weer zo’n ouderwets Frans menu, waarbij eenvoudig de fles water en de fles wijn op tafel gezet werden. Het maal was zo stevig, dat het me haast te veel was. Onverwacht goed, nadat ik na twintig minuten wachten in het vorige restaurant was weggelopen. Daar zou de maaltijd met een voorspijzen buffet beginnen, maar ik had geen bord. In plaats van mij nou een bord te geven, wat gekund zou hebben in tien seconden, wordt er met andere klanten uitvoerig een conversatie onderhouden en mij wordt toegeknikt “j’arrive”. Nou bekijk het maar, ik had er geen zin meer in. Gelukkig kwam het goed uit; het volgende restaurant was beslist niet slechter, ook al zaten er veel minder mensen te eten. Maar daar voelde ik mij tenminste weer een gerespecteerde gast. Fransen schijnen veel minder dan wij het gezegde te kennen “eerst de dienst en dan het meisje”. Het contact met vrienden of bekenden schijnt voor te gaan boven de bediening van een onbekende klant. ’t Moet je liggen om dat leuk te vinden als je klant bent. Trouwens in de horeca bedrijven schijnen ze mekaar allemaal te kennen. Er wordt wat afgezoend. In tegenstelling tot bij ons zijn het maar twee kussen. Je hoeft je niet te verwonderen dat als een paar vrouwen de zaak betreden ze alle aanwezigen kussen. Ik val als vreemdeling gelukkig daarbuiten. Af en toe komt er een kerel binnen die iedereen de hand geeft, daar hoor ik dan soms wel bij. Er is wat te zeggen voor deze uitgebreide begroetingswijze, er is ook wat tegen, in deze van griepwaarschuwingen bol staande tijden. Zo lang ze mij met rust laten, gaan ze hun gang maar. De paniek voor de Mexicaanse griep schijnt hier nog niet toegeslagen te hebben.

Dag 54 en 55, zaterdag 29 en zondag 30 augustus 2009, Sainte Ferme.

Gisteren werd het vijf uur voordat ik eindelijk de refugio in Port Sainte Foy bereikte. Hartelijk word ik er ontvangen met koele limonade die in één teug naar binnen valt. Mon dieu, wat smaakt dat goed na al dat lauwe water! ’t Is een lange en hete etappe geweest en ik ben blij dat ik er ben. De vorige keer heb ik er ook geslapen, maar toen rekenden ze niet op bezoekers en had het heel wat meer voeten in de aarde voordat ik mijn bedje spreien kon. Als er vlakbij ook nog een supermarkt blijkt te zijn, ben ik helemaal blij, al duurt het dan ook nog een uur langer als ik pas zitten kan.
Ik blijf alleen en dat hindert me niet. De Duitssprekende Fransen melden zich weer niet. Misschien zijn ze al naar huis gegaan.
Als ik op zondagmorgen wakker word, hoor ik hard schreeuwende stemmen van buiten. Ik meen vrouwenstemmen en kinderstemmen te onderscheiden. Verbazend, op de vroege zondagmorgen, terwijl het nog donker is. Het raadsel wordt opgelost als ik de buitendeur open en midden op de rommelmarkt sta.

Dag 56 en 57 maandag 31 augustus en dinsdag 1 september 2009, Bazas.

Er is al iemand in de refugio vertelt de juf op de tourist information me. Als ik haar vraag welke nationaliteit die pelgrim mag hebben, vertelt ze me dat hij Spaans is. Ik krijg de code mee voor het deurslot, maar hoeft die niet eens te gebruiken, want als ik in een andere kamer vraag waar de refugio is, wordt de deur al geopend door Digo. Niet dat ik zijn naam nog weet, maar hij vertelt me wel mij te kennen. Ik ken hem ook. En dan opeens weet ik het weer, vorig jaar in Estella, daar was een kerel die er zo uitzag als hij, hij was hospitalero daar en vertelde toen dat ie missionaris was. Nou weet ik het weer. Surprise, surprise. Wat doet hij hier in het zuiden van Frankrijk, als missionerende Spanjaard? Het fijne krijg ik niet te weten. Hij laat slechts los, dat ie op weg is naar Keulen. Of hij daar missioneren wil, vraag ik hem maar niet. Millioenen Spanjaarden zijn er op de wereld en uitgerekend hem tref ik hier. Nou ja, het kon slechter. Trouwens de laatste dagen val ik van de ene verrassing in de andere. Was het op zondagmorgen nog een volkomen onverwachte rommelmarkt die los gebarsten was toen ik nog op bed lag, enige uren later was het de Fransen die me in haalden, toen ik koffie zat te drinken. Ik had ze niet terug verwacht, omdat ik ze al in twee dagen niet gezien had. Maar in Port de Sainte Foy hadden ze juist in de andere refugio geslapen. Dat ze me nu ondanks hun tragere tempo passeren komt doordat ik me wel een kilometer of drie verlopen heb. Na de koffie heb ik ze weer in vijf minuten ingehaald.
Als ik na het middagbrood vertrekken wil uit Pellegrue, komen zij net weer aangewandeld. Ondanks de hitte loop ik verder. Er scheiden me nog zes kilometer van Sainte Ferme.. Halverwege die plaats komt me een vrouw tegemoet die me in moeilijk Frans vertelt dat zij hospitaleert in Sainte Ferme Zij is nu op weg naar Pellegru om daar een foto te maken van de kerk. In de abdij van Sainte Ferme zal het koel genoeg zijn om te wachten op haar terugkomst, deelt ze me vriendelijk mee. Dank je wel. Ik mag anderhalf uur wachten in een koele kerk, omdat de hospitalero zo nodig een foto moet maken van een andere kerk. Desondanks lig ik maar tien minuten in het gras voor de kerk in Santa Ferme als de Engelse, vergezeld van de beide Fransen komt aangehuppeld. Niet dat zij haar pas versneld heeft, maar ik heb me weer eens vies vergist in de route beschrijving.
En toen werd het toch nog gezellig. De Fransen hebben opgebeld om te vragen of er plaats voor hun was in de refugio. Ik heb dat niet gedaan. Ondanks dat er maar voor twee pelgrims eten is ingekocht blijk ik toch nog te kunnen mee eten.
Op maandagmorgen ben ik weer de eerste die de route vervolgt. Ik heb afscheid genomen van de Fransen, die niet verder zullen gaan dan tot La Reole. Als ik daar om drie uur na de maaltijd zit te wachten op het open gaan van de supermarkt, verschijnen ze ook weer. De tourist information in dit stadje heeft de indruk gemaakt of het de eerste zeven eeuwen niet opengaat en ik weet niet waar ik slapen zal. Maar ik herinner mij dat in Sainte Ferm de Engelse hospitalero mij Basannes, zes kilometer na La Reole aanbevolen heeft als een excellent place om te overnachten. Laten we dat dan maar proberen.
Na een hevig geworstel onder de hete middagzon ben ik in Bazannes. Je kan er twee kanten op, maar geen van beide kanten is een refugio te zien. Dan stopt er midden in het dorpje een wagen met twee vrouwen die mij verwachtingsvol vragen of ik Engels spreek. Zij weten waar de refugio is, zij weten ook dat de sleutel daarvoor op de mairie is. De mairie is dicht. Slechts geopend op dinsdag en vrijdag. Tegen beter weten in begeef ik me maar op weg naar het aangewezen adres in de hoop, dat daar iemand aanwezig zal zijn. Nee dus en het ding is ook nog hermetisch gesloten, zodat ik nergens inbreken kan. Ik eet mijn brood en wandel terug. Op het kerkhof in Bazannes sla ik water in, in de hoop ergens een schuur vol stro te vinden waar ik mijn moede ledematen kan neervlijen. Ik passeer het kanaal de Midi, dat de Middelllendse Zee met de Atlantische Oceaan verbindt. Geen enkele scheepsbeweging valt er waar te nemen. Ik kom in een dorpje waarvan op de kaart gemeld wordt dat er een hotel te vinden is. Geloven dat ik daar een kamer kan huren doe ik tegen beter weten in. Het plaatselijke sportcomplex blijkt ook geen overnachtingsmogelijkheden te bieden. Lichtelijk teleurgesteld wandel ik het dorpje door. Een auto stopt en de chauffeur vraagt me of ik al een bed heb. Nee, dus. Wel, ik kan bij hem slapen. Dat geloof je toch niet. Maar ik geloof het wel. De man moet om de een of andere reden nog een paar adressen bezoeken en zal mij dan oppikken op het pleintje. Nog geen twee minuten wacht ik op het pleintje of hij komt al terug en begint zijn auto in te ruimen. Nu te zeggen dat ik bij mijn pelgrimsreis geen wiel gebruiken wil, lijkt me een poging om de goden te verzoeken. Dus ik stap gewoon in en een paar minuten later zijn we in zijn huis.
Prachtig zoals de man met vrouw en kinderen woont,. Ik krijg een kamer toegewezen, kan een douche nemen en dan is het Franse tijd voor het avondmaal. Wat mij betreft hoeft dat niet meer, want het brood van zes uur ligt nog zwaar op mijn maag,. Niet onbeleefd wezen, vermaan ik mij zelf, gewoon eten en slikken. ’t Smaakt best, daar niet van, maar ik had er even niet opgerekend.

Na een verkwikkende nachtrust staat het ontbijt om kwart voor zeven al op mij te wachten. Een Frans ontbijt, nog erger dan in de gevangenis water en brood? Neen, helemaal niet. De man had me al verzekerd dat hij een ontbijt zou klaarzetten zoals in Duitsland, hoewel hij dat land nooit bezocht heeft. Hij houdt woord. Op een hoekje van de tafel is wat mierzoete jam weggemoffeld, maar verder is de tafel gedekt met brood, al of niet geroosterd, worst, kaas, en nog veel meer hartig beleg. Ja zelfs een gekookt ei ontbreekt niet.
Hoe dankbaar moet ik deze mensen zijn?. Meegerekend, dat ik bij het betalen van de vrijwillige bijdrage de helft van het geld terug geschoven kreeg.

Als ik vertrek, na dit beste Franse ontbijt ooit, blijkt dat september ingezet heeft met een weertype dat niet het zwarte ventje eigen is. Ik zie hem bijna de hele dag niet.

Dag 58 woensdag 2 september 2009, Even achter Captieux.

Hier wil ik beslist niet langer blijven dan nodig is tot morgenochtend. Hier is het the middle of nowhere. Rondom mij de stilte van de bossen van de Landes. Achter mij rommelt een boerenvrouw van vermoedelijk al ver over de tachtig in haar spulletjes. Het vorig jaar overnachtte ik hier ook, maar toen had ik het rijk alleen in de even verder staande gite. Vanmiddag toen ik reserveerde, vertelde ze me niet dat de gite vol was. Ze zei alleen dat ik zelf voor het avond eten moest zorgen. Nu slaap ik dus in een kamertje in het huis waar ze zelf ook wonen en als ik zou willen koken, moet ik van haar keuken gebruik maken. Ik heb niet de gewoonte ’s avonds te koken, maar ik zit wel bij de mensen over de vloer. Ik heb me gedoucht in een douche, waar ik net in paste. Ik moest mijn eigen handdoek gebruiken en schoon beddegoed is ook niet bij de prijs inbegrepen. Ik word geacht in mijn eigen slaapzak te slapen. Als ik me goed herinner heb ik verleden jaar voor de gite het zelfde bedrag betaald. Maar wat een verschil met maandagavond, waar de mensen mij een onvoorstelbare luxe boden, geïnteresseerd waren in de pelgrimsreis en in het leven in Nederland, waarvan ze meenden niks te weten. Hier doen ze het duidelijk om het geld. Contact heb ik niet. ‘k Zou ook niet weten waarover ik zou moeten praten. Toch was er maandagavond een merkwaardig moment in de conversatie. De vrouw des huizes, die beslist geen domme indruk maakte, wist dat wij een koningin hebben. Haar vraag of wij dan een democratie waren verbaasde mij hogelijk. Die vraag had ik niet verwacht. Reeds eerder in een ontwikkelingsland heb ik weleens de mening gehoord dat wij geen democratie konden hebben omdat wij een koningin hebben. Maar hier in Frankrijk bij mensen die jarenlang in Afrika ontwikkelingswerk hadden gedaan, verbaasde de vraag mij hogelijk.

Vanavond dus maar vroeg naar bed en morgen op voor Rocquefort, een Rocquefort dat niets met de schimmelschapenkaas van die naam te doen heeft.

Dag 59, donderdag 3 september 2009, Rocquefort.

Gelukkig weet ik deze morgen weer te ontsnappen aan het bij de overnachting behorende Franse ontbijt. Ik heb gisteravond gezegd dat ik alleen maar thee wil en voor de rest zorg ik zelf. Dus voor mij geen geroosterd brood met mierzoete jam, waar mijn gastvrouw tegenover mij al om zeven uur van zit te genieten. Ze sopt haar brood met marmelade in de reuzenkom die bijna net zo goed kan dienen als bad voor de hele familie. Met een lepel slurpt ze de rest van de inhoud van dit familiebad naar binnen. Als de kom bijna leeg is zet ze het apparaat aan haar mond, waardoor haar hele gezicht in het familiebad verdwijnt. Mij staat ook zo’n kom ter beschikking en ik krijg er gelukkig een assiete bij om op mijn manier mijn broodje te smeren. De vrouw zegt helemaal niks en ik heb ook niet de behoefte om op deze vroege morgen de conversatie te openen. “Bien dormi?” Klinkt het plotsklaps en hoewel ik het gevoel heb geen oog toegedaan te hebben, verzeker ik het mensje dat ik goed geslapen heb. Als ik me na het petit dejeuner in mijn schoenen hijs en naar buiten wil, deins ik vol ontzetting terug als ik merk dat ik in de regen sta. Mijn gastvrouw hijst zich in een oude jas en gaat me de weg wijzen. Anderhalve kilometer ben ik van de camino afgedwaald om hier te kunnen overnachten en het is zaak om zo gauw mogelijk weer op de camino te komen, wil ik niet verdwalen in deze oneindige dennenbossen.
Kilometers wandel ik over het traject van de voormalige spoorweg. Ik veronderstel dat deze te volgen route weinig te maken heeft met de weg die de pelgrims enkele honderden jaren geleden namen. Soms worden de dennenbossen onderbroken door boerenbedrijven en dan heb je het gevoel dat je in de Noordoostpolder wandelt. Alles is vlak. Ik heb uitgerekend dat als ik flink doorstap, ik om half twee in Rocquefort kan zijn. Dan kan ik nog net de middagmaaltijd meepikken. ‘k Heb echter geen rekening gehouden met moderne caminobeheerders, die niet alleen waarschuwen voor het drukke en gevaarlijke verkeer als de pelgrim een stukje moet wandelen over een verkeersweg waar per uur wel vier auto’s langs komen, maar hier bij Rocquefort doen deze moderne camino beheerders hun uiterste best om de pelgrim van de drukke D932 af te houden. De beschrijving en de beschildering komen dus weer eens niet overeen en ik ben kritiekloos de beschildering gevolgd, kort voor Roquefort. Nu maken de puritisten het wel helemaal bont om mij van de verkeersweg af te houden. Een verkeersweg die ik duidelijk horen kan. Teruggaan heeft geen zin. Ik worstel mij als de beschildering weer aangeeft een nog grotere omweg te willen maken, door de begroeiïng en kom bij de camping op de verkeersweg naar Rocquefort. Om half twee kan ik er aanschuiven. In dezelfde gelegenheid krijg ik de sleutel voor de refugio aan de andere kant van de rivier.
Nog voor drieën ben ik gedoucht en in mijn zondagse pakje gehesen. Onder de douche staande heb ik wel gemeend stemmen te horen, maar als ik er onder vandaan ben zie ik niemand meer tot ik honderd meter op weg naar de supermarkt met de duidelijk herkenbare sleutel in de hand bijna overvallen word. Vier mannen, die mij trachten duidelijk te maken dat zij met zijn vieren bezig zijn een grotere refugio op te zetten. Ze willen mijn sleutel om de mogelijkheid te hebben de refugio te laten zien aan twee van de mannen die de plaats niet kennen. Mij best.
Als ik na het bezoek aan de supermarkt terugkom, ben ik nog steeds alleen en het ziet er naar uit dat ik dat vannacht ook blijf. Mij best, morgen verder naar Mont de Marsan.

Dag 60, vrijdag 4 september 2009, Mont de Marsan.

Zo langzamerhand begin ik genoeg te krijgen van Frankrijk. Zo langzamerhand, maar veel sneller begin ik genoeg te krijgen van Les Landes met zijn eeuwige dennenbossen en zijn oneindige opgebroken spoorbanen, die nu ingezet zijn als wandelpaden, speciaal voor de pelgrims.
Oneindig zijn de dennenbossen hier. Triest is het te zien hoe een januaristorm dit jaar huisgehouden heeft. Duizenden dennen zijn afgeknapt en bij lange na alle nog lang niet opgeruimd. Twee dagen geleden begon het al. Op weg naar Le Billon over de oude spoorbaan werd ik plotseling geconfronteerd met de mededeling dat de weg voor zeven kilometer afgesloten was vanwege de storm die de dennenbomen op het traject had laten vallen. Zeven kilometer zou ik moeten omlopen. Nou bekijk het maar. Waarom de omgewaaide dennen over een traject van wel vijf honderd meter niet geruimd, maar wel een prachtig bord geplaatst met de mededeling dat de pelgrim zeven kilometer moest omlopen. Ik begreep het niet en ik wilde het ook niet begrijpen. Ik worstelde me langs de omgewaaide over de vroegere spoorweg gelegen dennen en bereikte mijn slaapplaats. Vandaag het meest, maar ook gisteren begon ik te begrijpen waarom die paar honderd meter dennen nog niet geruimd waren. Honderden, nee duizenden dennen zijn in de januaristorm van dit jaar aan de grond geknakt. Het is werkelijk een triest gezicht al die stompen van dennen te zien. Veel is er al geruimd, maar veel meer nog staat op ruiming te wachten, Volgens mijn gastvrouw twee dagen geleden is het allemaal omgewaaid in januari van dit jaar.

Om half twee ben ik toch nog in Rocquefort. Na de maaltijd in het Grand café meld ik me als pelgrim en ik krijg prompt de sleutel van de refugio toegereikt.
Ik denk alleen te blijven, doch als ik midden in de nacht even naar de wc wil val ik bijna voorover over een slaper die in het voorportaal ligt. Hij is geen pelgrim, deelt hij me desgevraagd mee. Hij ligt op een isolatie matje van twee millimeter, zo een waar ik ook een paar weken geleden gebruik van heb gemaakt. De man moet wanhopige pogingen ondernomen hebben om mij wakker te maken, om zo doende toegang te krijgen tot het slaapgedeelte,. Ik heb hem niet gehoord. Hij wil nu niet meer van slaapplaats veranderen en als ik om half acht de refugio verlaat, ligt hij nog lekker te ronken. Voor mij is het probleem waar de sleutel te laten met de komst van deze kerel ook opgelost. Ik vervolg mijn weg door de oneindige dennenbossen van Les Landes.
De middagpauze biedt geen restaurant, dus maar gewoon wat brood met Frans beleg weggeslikt om dan een oude opgeheven, maar nu geasfalteerde spoorbaan te nemen richting Mont de Marsan.
Daar ben ik om vier uur en om half zeven, komt een kerel die ik gisteren ook al gezien heb in Rocquefort mij een stempel brengen. Om half acht ziet het er naar uit dat ik ook deze nacht weer het rijk alleen zal hebben, maar je weet maar nooit.

Dag 61 en 62, zaterdag 5 en zondag 6 september 2009, Hagetmau.

De laatste zondag in Frankrijk. ’t Is vandaag weer echt als Heiligenabend in Duitsland. Neen, ik verlang naar het veel levendiger Spanje. Het blijft voor mij een raadsel wat die Fransen toch doen de hele zondag. Je ziet ze niet. Nergens heerst een gezellige levendigheid van een leuk terras of desnoods een gezellig café. Uitgestorven is alles. Neen, toch niet alles. Als ik om half vier Hagetmau in ga om tegen beter weten in in de stad te zien aan iets anders te komen dan water, zie ik dat de wasserette open is. Eigenlijk moet ik ook wassen, maar ik had me al voorgenomen dat te doen in Orthez, waar een wasmachine staat met een droger erbij. Morgenmiddag hoop ik daar te zijn. Ik wil daar een rustdag nemen, om ook de schoenmaker de gelegenheid te geven mijn rechterschoen te repareren. In Mont de Marsan meende de schoenmaker voor de kleine ingreep van een zool die aan de voorkant wat loslaat acht en veertig uur nodig te hebben. Nu heb ik vandaag die zool geplakt met alleen lijm. Misschien houdt dat wel en heb ik die hele schoenmaker niet nodig. Maar ik ben toe aan een rustdag. Even lekker door de stad slenteren, iets cultureels gaan doen, alle kleren wassen, een knoop aan de broek zetten en meer van die akkefietjes waar ik nog geen zin in gehad heb. Dan nog drie en een halve etappe voor ik in Spanje ben. Daar hoop ik weer wat meer medepelgrims tegen te komen. Sinds maandag het Duitssprekende Franse echtpaar de camino verliet, heb ik geen andere pelgrim meer gezien, tot vanmiddag hier in Hagetmau, waar de refugio een tent op de camping is, een Franstalige Belgische vrouw kwam aangewandeld. Ze spreekt nog slechter Nederlands, dan ik Frans, maar ze is gelukkig tweetalig en ze doet haar best Nederlands te spreken. Ze slaapt in haar eigen tent, is helemaal uitgerust voor zelfverzorging, met campinggasstelletje en kookgerei. Hier is niks. Was er gisteren in de refugio van Saint Sever nog een magnetron zonder glasplaat die me toch nog de mogelijkheid bood een grote kom water te verwarmen, om thee te zetten. Hier ben ik gedoemd de hele avond water te drinken. De stad ingaan biedt geen oplossing, want er is gewoon niets open. Had ik vanmorgen geweten wat hier de mogelijkheden zouden zijn, dan had ik wat vers brood en wat pakken melk aangeschaft, hoewel, er is ook geen koelkast. Morgen in Orthez is er een koelkast, wasmachine, droger, magnetron, kookplaat. Het zou best kunnen zijn dat de waspoeder naast de wasmachine staat. De beschrijving meldt van dat alles niet meer dan het feit dat er een slaapplaats is.
In die beschrijving ben ik wat teleurgesteld. De Fransen hebben precies dezelfde. De Nederlandse is gewoon een vertaling van de origineel in het Frans opgezette uitgave. In de Nederlandse uitgave ontbreken de foto’s, maar dat is niet mijn kritiek. De vertaalster heeft de route nooit gelopen en soms moet je al enig Frans kennen om te beseffen wat bedoeld wordt. Het ergste is dat de beschrijving soms ronduit fout is. Dan staat er rechts terwijl het links moet zijn en dat komt toch nog vrij vaak voor. Meestal zie je dan aan de tekens op bomen en paden waar je heen moet, of je haalt de kaart erbij. In de Gironde, die nu gelukkig al weer een paar dagen achter me ligt, was de bewegwijzering echter miniem en kwam je te vaak aan het twijfelen over de goede richting. Hier in de Landes is die bewegwijzering perfect. Het loopt niet fijn, als je regelmatig een verkeerde weg inslaat en dan terug moet. Daarom ook verlang ik naar Spanje waar de bewegwijzering perfect is. Vorig jaar heb ik het hele stuk in Spanje gelopen zonder beschrijving en zonder kaart.

Dag 63 en 64, maandag 7 en dinsdag 8 september 2009, Orthez.

Woedend ben ik, woedend op die Fransen, die maar één taal beheersen. Vind ik via de tourist informatie een adres waar ik het internet op kan. Mooi! Moet dan twee euro vijftig neertellen voor een half uurtje toegang. Dat is niet mijn woede. Maar het lukt nog niet eens op het apparaat van voor de jaartelling om mijn verhaaltje te selecteren, laat staan te copiëren. De beheerder er bij gehaald; hem lukt het ook niet. Alles nog tot daar aan toe, hoewel de prijs al vraagtekens oproept in deze tijd. Wel die computer is er één waarvan wel een lichtje brandt, maar die verder niet functioneert zoals dat je dat heden ten dage mag verwachten van een computer. Of liggen die normen hier anders? Ik vraag beleefd mijn geld terug in de taal van de juffrouw achter de desk. Ze belt met de beheerder. Ik krijg als antwoord dat ik mijn geld niet terug krijg want de computer schijnt te functioneren. Ach, dat is waar ook, ik ben hier niet in een commerciële instelling waar men prijst stelt op tevreden klanten, maar in een of ander cultureel instituut, waar slechts de regels gehandhaafd dienen te worden. Inderdaad, de computer functioneert, want er brandt een lampje. De prijs die men vraagt om dat lampje te zien branden is ook al niet meer van deze tijd. Maar wat helpt mij mijn woede? Niets natuurlijk, ik mag me weer keurig aanpassen aan die lakse Fransen.
Als ik bij de bakker in de supermarkt niemand aantref en met een munt op het glas tik, heeft dat geen enkel gevolg. Slechts na de tiende keer tikken komt de juffrouw van de supermarkt me vertellen dat zij zal arriveren. Ook dan gebeurt er nog niks. Na nogmaals vijf keer tikken komt er een juffrouw aansloffen, die me uiteindelijk een broodje verkoopt. Waarom zijn we in Nederland toch altijd zo enthousiast over Frankrijk? Toegegeven het weer is een stuk zonniger. Maar wat is er naast de grotere ruimte die iedereen hier heeft, hier nu beter? De dorpen functioneren niet meer. Alle leven is er uit weggetrokken. Overal op het land staan verwaarloosde toestanden in enorme hoeveelheden. Gebouwen die niet meer gebruikt worden, blijven jarenlang ongecontroleerd achter, met alle gevolgen van dien. Fransen spreken naast hun eigen taal geen woord over de grens, ja sterker nog, zij begrijpen niets van iemand die niet Frans is. Zo iemand bestaat eenvoudig niet. Frankrijk levert de mens. Buiten Frankrijk, ik wil niet zeggen dat men denkt dat daar alleen maar geluidproducerende apen wonen, neen men heeft er geen boodschap aan. Frankrijk is de wereld. Probeer het maar eens anders te bezien. Nu zit hier tegenover mij een Franse pelgrim. Ik heb hem in het Achterhoeks gevraagd of ie zich lekker gedoucht heeft en hij heeft geantwoord dat hij très bien gedoucht heeft. Hij zal verder geen enkele poging ondernemen tot enig nader contact. Ik heb voorgegeven geen Frans te spreken, wel dan kent hij me niet. Hij kan me ook niet kennen want zijn mogelijkheden zijn beperkt. Il parle seulement le Français.
Meen niet, dat ik nu heimwee heb, neen ik verlang naar verandering van de toestand, ik verlang naar Spanje, waar de mensen echt minder zelfgenoegzaam zijn en het hogelijk op prijs stellen als je drie woorden Spaans spreekt. Hier is het net andersom. Als je drie woorden Frans niet verstaat, word je behandeld alsof je ontsnapt bent uit een gesloten inrichting voor staatsgevaarlijke criminelen. In Spanje stelt men het op prijs als je al drie woorden Spaans spreekt. Als er nou vanmiddag hier nog een Nederlander binnenhuppelt, zal hij zijn uiterste best doen om zich in het Frans uit te drukken. Belachelijk! Maar morgen ga ik verder, nadat ik vandaag een rustdag heb gehad. Nog drie etappes en dan kan ik Frankrijk verlaten.

In de volgende stad, Sauveterre de Bearn zal ook geen refugio zijn. De slaapgelegenheden in Spanje zijn ook echt frequenter aanwezig dan in Frankrijk. In Spanje is men ook nog veel meer pelgrim vriendelijk dan hier in la douce France, domweg omdat men daar veel meer het begrip pelgrimage kent dan hier.

Dag 65, woensdag 9 september 2009, Sauveterre de Bearn.

Eh bien, genoeg gemopperd; de vrije dag is voor bij en ik ga op pad om het geïdealiseerde Spanje nader te komen. Vandaag staan er vier en twintig kilometer op het programma. De etappe is pittig, maar ik kan toch merken dat de benen een dag rust hebben gehad. Ik loop het hele stuk zonder te rusten. Ruim na de middag ben ik in het stadje waar ik de vorige keer door en door verkleumd aankwam. Kleumen doe ik nu niet, integendeel. Het is wel niet zo warm als gisteren, maar het is enorm vochtig en drukkend en vooral als ik klimmen moet in dit voorgebergte van de Pyreneeën word ik kletsnat van mijn eigen zweet.
De tourist informatie wil wel een adres voor me bellen om een kamer te reserveren. Het plaatselijke restaurant verstrekt me een maaltijd. Als ik dan nog even een café induik blijkt het dat er een onbeveiligd netwerk tot mijn beschikking is en ik wil graag mijn schrijfsels weer eens verzenden. Mijn computer weigert echter contact te maken. Maar het apparaat van de bareigenaar kan met een usb-stick overweg. Als ik eindelijk uitgevonden heb onder welk station die stick bereikbaar is, is plotseling de cursor weg en niet terug te halen. De barman weet het ook niet. Jammer, maar het is niet anders.
Ik vervolg mijn weg naar het twee kilometer verder gelegen slaapadres, een boerderij kort aan de weg met een fantastisch mooi complex om te overnachten, zitkamer, slaapkamer, keuken, bad etc. En vanavond kan ik met de familie mee eten.
Een netwerk is hier niet aanwezig. Morgen op naar Ostabat.

Dag 66, donderdag 10 september 2009, Ostabat.

Eindelijk trek ik de laatste routebeschrijving in Frankrijk uit de rugzak. Nog een en twintig kilometers scheiden me van Sint Jean Pied de Port en dan beginnen de Spaanse etappes. Wat het morgen worden zal, weet ik natuurlijk nog niet, van de winter volgde ik de route nationale en die is niet zo steil. Vandaag zaten er een paar behoorlijk steile en langdurig steile stukken tussen. Van de winter waren de vergezichten daar mooier. Nu werd ik verrast door het Franse leger, dat uit talloze vliegtuigen honderden parachutes dropt. Dat heb ik nog nooit gezien. Leuk om dat ook eens een keer mee te maken.
Ondertussen is het druk geworden op de camino. Ik heb vandaag meer dan twintig pelgrims geteld. Er komen hier drie Franse voies samen en het heet dat de voie vanuit Le Puy drie maal zo druk is als die uit Vezelay. Ook Brigitte trof ik hier weer, de Belgische pelgrimme die ik zondag al eerder trof en ook weer zag in Orthez. Omdat ik in Orthez een rustdag nam, leek zij mij een dag voor te zijn. Ze heeft echter haar dagmarsen behoorlijk moeten inkorten omdat ze knieproblemen heeft en wel zo ernstig, dat ze medische hulp ingeroepen heeft. Ze overweegt om in Saint Pied te stoppen.
Mij blijft het ondertussen lichamelijk goed gaan. Af en toe heb ik wel eens een blaar gehad, maar problemen van knieën of andere ledematen die niet meer willen, blijven me bespaard. ‘k Heb echter onderweg vaak met een behoorlijke dorst te kampen, een dorst die niet eerder gelest kan worden dan dat ik de beschaving weer bereikt heb. Ondertussen zit ik wel in het voorgebergte van de Pyreneeën. Morgen in Saint Pied, zal ik weer te doen hebben met een behoorlijk functionerende horeca, een bakker, die niet om vijf uur al zijn brood al verkocht heeft en slaapplaatsen te kust en te keur.

Dag 67, vrijdag 11 september 2009, Saint Jean Pied de Port.

Dat is andere koek hier dan dat ik de laatste weken meegemaakt heb. Het bruist hier van het toeristisch leven. Op de accueil voor pelgrims zitten vier mensen pelgrims te ontvangen en nog moet ik wachten tot ik aan de beurt ben. Links van mij wordt in het Duits uitgelegd wat pelgrimeren inhoudt. De mensen hebben denkelijk wel enige begeleiding nodig want ik hoor de man vragen of hij een stok moet meenemen. Veel wandelervaring lijkt hij mij niet te hebben. En dan morgen de Pyreneeën over. Zal mij benieuwen of ik ze zal zien op de gemakkelijkste weg die ik zelf ben van plan te nemen, dan kan ik overnachten in Valcarlos in een prachtige refugio en hoef niet meteen door te sjouwen naar Roncevalles, dat niet alleen zeventien kilometer verder is, maar ook nog eens een pas neemt die vier honderd meter hoger ligt.
Gisteren in Ostabat was het behoorlijk mis. Het is een piepklein dorpje in de middle of nowhere. Vier Franse voies komen er samen en de weinige neringdoenden beseffen ter dege dat de pelgrim maar weinig geneigd is, daar aangekomen nog eens dik twintig kilometer door te sjouwen naar de volgende slaapmogelijkheden. Dat is te merken aan de te dure refugio, die onverzorgd is, waar het water uit de douche niet warm wordt. Het is te merken aan de veel te dure kruidenier, die niet met een voorraadje brood wil blijven zitten, dus gewoon te weinig inkoopt. Het is te merken in het enige restaurant, waar je om zeven uur dient aan te schuiven om te eten wat de pot schaft, in een lokaal waar het niet alleen wemelt van de vliegen maar de restaurateur tot overmaat van ramp de deur ook nog dicht doet van het veel te hete vertrek om te voorkomen dat er nog meer vliegen binnen komen. Mij wordt dat een beetje te gek en ik gooi de deur weer open. Een paar vliegen erbij zal echt niet te merken zijn, een stijging van de temperatuur in dit door vijfentwintig mensen gevulde vertrek wel. Gelukkig accepteert de restaurateur mijn spontane actie en ook van de Fransozen, van wie ik zo langzamerhand weet, dat ook bedorven lucht hun niet deert, protesteert er geen.
Voor mij is het op mijn wandeling door Frankrijk niet te geloven geweest, dat de Fransen voordat ze het bed induiken, alle ramen en vensters sluiten, hoe heet het ook mag zijn. Nu maar afwachten of de Spanjaarden anders zijn. Ik slaap nog steeds met mijn slaapzak losjes over mij heengetrokken, vanwege de hoge temperaturen. In de krant lees ik dat men het momenteel in Nederland met maximum negentien graden moet doen. Hier is de temperatuur in de middag minstens tien graden hoger. De laatste dagen komt het kleine zwarte kereltje echter niet eerder te voorschijn dan tegen de middag en dat maakt het lopen in de ochtend bijzonder prettig.
Het wordt morgen dringen op de camino heb ik al wel gezien. In die halve dag dat ik hier ben heb ik vermoedelijk al wel honderd pelgrims gezien. Van de winter was ik de enige.





  • 17 September 2009 - 17:00

    Mart En Marian:

    Nou Jan, het was weer heel wat om te lezen, nu je favoriete Spanje in, met de eindstreep in zicht, wij gaan morgen met de 508 nog toertje maken langs de Moezel, veel loopplezier!

  • 17 September 2009 - 19:09

    Joke:

    ik ben er weer goed voor gaan zitten. tja, waar die "voorliefde" voor frankrijk vandaan komt, begrijp ik ook niet. fijn dat je nu in spanje bent.
    groet aan het zwarte ventje,
    bon dias, joke

  • 17 September 2009 - 20:29

    Frances Frans Haccou:

    Jammer Jan dat je het zo slecht trof" en france".Helaas zaten we vol leuke route volg je kijken uit naar je volgende avonturen .
    bonne route!

  • 17 September 2009 - 20:44

    Marten:

    Hoi Jan,Wordt het niet een beetje saai?alleen dat zwarte mannetje om je heen?Typisch dat wij in Mei j.l. precies het gevoel andersom hadden.Blij weer vanuit Spanje in Frankrijk te komen. Met de camper dus.Maar ieder zijn meug zei de boer.... Succes tot Santiago de comp.

  • 20 September 2009 - 19:46

    Maarten:

    waarom zo ver lopen om tegen betaling naar een computerlampje te kijken? Mag je bij mij gratis doen als je weer thuis bent. Je kent toch het gezegde: Frankrijk is mooi; jammer dat er Fransen in dat land wonen?! Een goede reis voor de rest van de tocht gewenst.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Spanje, Estrella

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

18 December 2009

Prettige feestdagen

18 Oktober 2009

Oost west, thuis best? Of eind goed, al goed

05 Oktober 2009

De laatste loodjes

27 September 2009

Kom je over de hond

17 September 2009

Es viva Espagna
Jan

Actief sinds 11 Aug. 2008
Verslag gelezen: 463
Totaal aantal bezoekers 86802

Voorgaande reizen:

25 Januari 2011 - 31 December 2020

Onbekende duur

15 April 2010 - 15 Augustus 2010

Omweg naar Rome

15 September 2008 - 15 April 2009

Mijn eerste reis

Landen bezocht: