Kom je over de hond - Reisverslag uit Madrid, Spanje van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu Kom je over de hond - Reisverslag uit Madrid, Spanje van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu

Kom je over de hond

Door: Jan Bloemendaal

Blijf op de hoogte en volg Jan

27 September 2009 | Spanje, Madrid

Dag 68, zaterdag 12 september 2009, Valcarlos.

Ja, ik ben echt in Spanje. Dat lijkt zo ver, maar hoeveel eeuwen werden wij bestuurd vanuit dit land en dan met name vanuit de hoofdstad die van hier nog zo’n zes honderd kilometer verwijderd is. Hoe dat op afstand besturen mogelijk was zonder snelle vervoersmogelijkheden, telefoon of internet komt mij onbegrijpelijk voor. Hoe lang deed een leger er wel niet over om van hier naar Nederland te komen? De machtshandhaving moet wel in een echt getrapte vorm gebeurd zijn, met mensen die het bij voorbaat eens waren met wat de hoger machtslaag wilde.
Vandaag aan de dag is hier niets te merken van de invloed die zo ver naar het noorden werd uitgestraald.
Na een zeer korte etappe neem ik mijn intrek in de prachtige albergue van Valcarlos. Na een paar uur wordt de andere kamer ingenomen door een drietal Canadezen, die geen enkel contact geven. Ik slaap heerlijk in mijn eentje in een kamer met tien bedden.

Dag 69 en 70, zondag 13 en maandag 14 september 2009, Zubiri.

Roncevalles wordt nog erger dan Sint Jean. Maar dat besef ik pas als ik er enkele uren heb doorgebracht. Om twaalf uur al strijk ik er neer, na een behoorlijk zware tocht over de Pyreneeën. Om half acht ben ik al van start gegaan in Valcarlos. Het weer is niet al te warm. Ik volg de N135, in de mening dat ik daarvan niet zal afwijken om in Roncevalles te komen, doch dan na enkele kilometers gaat het links af, om weer een behoorlijk stuk te dalen tot in een dorpje na de beek de weg weer begint te stijgen om dan over te gaan in een geitenpaadje, waar je soms bijna op handen en voeten voorwaarts moet zien te komen. Plotseling sta ik weer op de harde weg. Slechts twee kilometer en dan gaat het weer linksaf. Dan volgt er kilometers lang een steile helling. Als ik na een uur weer op de harde weg sta heb ik geen water meer. Ik blijf de harde weg volgen in de hoop ergens water uit de rotsen te zien spuiten, maar dat gebeurt helaas niet. De eerste auto die ik vragend aankijk met de waterfles in de hand blijkt vol met Vlaamse wielrenners te zitten. Waarachtig, ze stoppen vijftig meter verder en gieten mijn flesjes vol met lauw, maar heerlijk water. Kort voor de pas word ik ingehaald door een fietsend Nederlands paar. Ze zijn veertien dagen eerder vertrokken. Een half uur na de pas, ben ik in Roncevalles, het is dan net twaalf uur. Ik kan me wel aanmelden voor een bed, maar moet tot vier uur wachten, voordat ik de hal waar geslapen zal worden, kan betreden. Dat betekent rond blijven lopen in mijn bezwete plunje, die om vier uur al gelukkig weer opgedroogd is.
Kort na vieren, als ik naar binnen wil, wordt de deur geblokkeerd door een grote menigte mensen. Van over die mensen heen hoor ik in het Engels, dat de toegang alleen voor pelgrims is. Bijna geschokt merk ik dat pelgrims hier een toeristische attractie vormen voor de zondagvierende Spanjaard. Desalniettemin blijkt het bij de douches zo druk te zijn, dat ik wel een half uur zou moeten wachten op een straal reinigend water. Dus bekijk het maar.
De pelgrimsmaaltijd in het restaurant is ook al zo’n massaal gebeuren. Prompt om acht uur gaat de deur van het restaurant open en mag je je ticket die je gekregen hebt bij de vooruitbetaling afgeven om te kunnen aanschuiven. Een uur later moet je het lokaal verlaten hebben, want dan treedt de nieuwe lichting aan. Het slapen in een hal met honderd en twintig mensen valt mee. Mijn oordopjes werken goed. Maar om zes uur als al vele pelgrims zich in het licht van hun eigen zaklantaarn in de kleren gewurmd hebben gaat het grote licht aan en worden we verrast met vrolijke vogelgeluiden uit overal hangende luidsprekers. Het pelgrimeren schijnt hier wel met de technische ontwikkelingen meegegroeid te zijn.,
Ondanks dat ik geen haast heb, stap ik toch al om kwart voor zeven in het stikke donker op. De meeste pelgrims hebben nog geen routine opgebouwd bij hun ochtend handelingen, doordat ze pas aan hun eerste of tweede dag zijn begonnen.

De weg naar Zubiri gaat grotendeels door het bos. Er zitten nog twee kleine passen tussen en als ik halverwege stop om koffie te drinken ben ik eindelijk verlost van de groep ratelende Fransen te midden waarvan ik een paar uur heb gelopen.
Ik wandel verder met twee Beierse vrouwen, die in hun Beiers bijna net zo onverstaanbaar zijn als de Fransen. Als ik om één uur in Zubiri arriveer blijkt de eerste refugio al compleet te zijn. In de tweede, zijn nog maar twee plaatsen bezet, maar tegen zes uur in de middag moeten er in de sportzaal van deze oude school nog matrassen op de grond aangesleept worden om iedereen een bed te kunnen gegeven. Overal hoor je de Spanjaarden zeggen, dat het nog nooit zo druk is geweest in september. Ik wil ze graag geloven.

Dag 71 en 72, dinsdag 15 en woensdag 16 september 2009, Puenta la Reina.

Brug van de koningin heet het hier. Daar zal ook wel een historie aan vast zitten en die heb ik ook wel ergens gelezen, maar dat zal allemaal best. Alle gidsen die je raadpleegt vermelden van elke plaats de historie. Dan volgt een beschrijving van wat een aantal voor mij onbekende adellijke personen hier vroeger uitgehaald hebben. Dat zal allemaal best. Maar het is toch veel interessanter te weten, hoe het gewone volk hier leefde. Ongetwijfeld in armoede, zodat er net als bij ons weinig beschreven werd van die groep.
Goed, ik kan hier ronddolen in redelijke welstand net als vele anderen. Vele anderen, met vele nationaliteiten. Ik ben nu al weet ik hoeveel nationaliteiten tegen gekomen. De meeste pelgrims hier komen uit Frankrijk. Er zijn nog relatief weinig Spanjaarden onderweg. Maar je treft hier ook Brazilianen, veel Canadezen, enkele Nederlanders, Duitsers, Italianen, zelfs Colombianen, Amerikanen en Hongaren. Veel Zuid Koreanen, die meestal voor Japanners versleten worden en die zich zelf altijd Koreanen noemen. Mag je daar uit afleiden, dat ze de tweedeling van hun land als een tijdelijke zaak zien? Of beschouwen ze Zuid Korea eigenlijk als het enige gedeelte van het land wat voor ze telt, zoals de Hollanders voor Nederland doen? Vraag het ze niet, want hoewel ze goed Engels spreken, is me dit toch te moeilijk om te vragen. Waarschijnlijk heb ik nog een paar nationaliteiten vergeten te noemen, zoals de Belgen, de Zweden en de Noren, die je hier toch ook echt tegenkomt. Maar het ergste zijn de Fransen, op de voet gevolgd vaak door de Nederlanders.
Ondertussen is het al bijna vier uur en de stroom pelgrims blijft aanhouden. De meesten schijnen nadat ze een stempel gehaald hebben door te lopen. Vanmorgen liep ik een half uur tussen een groep Franse toeristen die ergens uit een bus losgelaten waren en dan enige kilometers wandelen om pelgrims te bekijken. Ergerlijk, want je voelt je een aapje in Artis. Zouden het Amerikanen zijn, ze zouden je aanspreken en in gesimuleerde verbazing uitspreken “how interesting!”. Dat gebeurt gelukkig niet. Maar ik begin langzamerhand de klacht van zoveel pelgrimage geïnteresseerden te begrijpen, dat de camino vercommercialiseerd is. ‘k Heb daar van de winter niks van gemerkt, maar nu merk je het wel en ongetwijfeld zal dat verschijnsel in het hoogseizoen nog erger zijn. Je treft maar zelden een pelgrim zoals ik, iemand die van huis uit weggelopen is om Santiago te bereiken. Nee meestal hoor je zeggen:”ik heb maar een maand of drie weken en ik wandel van daar naar daar”. Bijna niemand die de tijd vrij gemaakt heeft om helemaal naar Santiago te wandelen. Dat was van de winter anders. Toen kwam je bijna geen andere wandelaars tegen dan zij die er voor gingen. Een service om de rugzakken naar de volgende refugio te transporteren bestond wel, maar functioneerde toen niet, zo dat iedereen zijn eigen zware rugzak droeg. Nu zie je hier bejaarden vrolijk rondhuppelen, met in iedere hand een nordic walking stick, die ze hanteren alsof het stokken zijn die ze zelf uit het bos gesneden hebben. Bijna niemand heeft zich de techniek van de nordic walking stick eigen gemaakt. Nu begin ik te begrijpen wat de vercommercialisering inhoudt. Gisteren toen ik mijn credentiaal liet afstempelen in de refugio werd ik enthousiast verwelkomd en ten voorbeeld gesteld aan de andere pelgrims, alsof ik de paus zelf was, die de camino liep. Gelukkig word ik er niet roomser van.
Interessant kan het zijn om de slaapgewoontes vast te stellen per nationaliteit. De Fransen slapen het liefst met alle ramen en deuren dicht. Ik zeg wel het liefst, maar ik moet haast zeggen, dat ze niet anders schijnen te kunnen. Als daar vijftig of meer mensen op een kamer liggen is het altijd weer een Fransman die de ramen en deuren sluit, die ik ’s nachts open gooi als ik even naar de wc moet. De slaapzalen stinken. Het deert de Fransman niet. Voor mij dus liever geen Fransen op de slaapzaal. Wanneer is trouwens een opvatting over de bevolking van een bepaalde natie geen vooroordeel meer maar een terechte conclusie?
Morgen naar Estella.

Dag 73, donderdag 17 september 2009, Estella.

Al voor één uur ben ik bij de albergue parochial in Estella waar een bordje vermeldt dat ze weliswaar om twaalf uur opengaan, maar gesloten zijn vanwege hervormingen. Dus dan maar terug naar de albergue Anfas, waar ik langs gekomen ben en die om een uur open zal gaan. Ik ben er de eerste, even later komen ook nog twee Amerikaanse vrouwen aangewandeld. Gauw onder de douche en dan zien wat te eten te krijgen. Dat lukt ook nog vlakbij de refugio.
Het moeilijkste gedeelte van de dag zit er weer op. Reeds om half zeven in het pikkedonker ben ik weggewandeld. Het heeft niet mijn voorkeur om zo vroeg te zijn, maar als al bijna iedereen op de zaal met zijn bagage begint te rommelen bij geschenen door eigen zaklantaarns kan ik toch niet meer slapen. Dus dan maar het bed uit en trachten in het donker verder te komen. Reeds na een halve kilometer heb ik contact met een sympathieke jonge Hongaar, met wie het prettig samen wandelen is. Hij vertelt me veel over Hongarije, het Hongarije van na de fluwelen revolutie en over het Hongarije van daarvoor. Gaandeweg begint hij knieproblemen te krijgen en daardoor steeds langzamer te lopen. Het heeft weinig zin om bij hem te blijven, dus ik wandel in mijn eigen tempo verder. ’t Is dezelfde weg als van de winter, maar nu is er hier en daar wat horeca open.
Als ik om half vier om inkopen te doen de stad in wandel, zijn er nog maar vijf bedden bezet in deze refugio. Kort na vijven, als ik terugkom is ie bijna vol. Deze refugio schijnt pas bevolkt te worden als de andere vol zijn. Jammer, ik heb wel de beste plek kunnen uitzoeken, maar het zal toch vannacht weer behoorlijk stinken, vrees ik. De ramen kunnen niet open, maar ik slaap bij de deur, die ik vannacht waarschijnlijk wel vijf keer open moet gooien. We zullen zien. In ieder geval heb ik weer eens mijn verhaaltjes op het internet kunnen zetten en dat geeft me toch een goed gevoel.

Dag 74 en 75, vrijdag 18 en zaterdag 19 september 2009, Viana.

Vannacht was ik in Los Arcos, een klein plaatsje met toch nog twee restaurants. Het was er gezellig en er bleef geen tijd over om mijn verslag te schrijven. Het vormde een strijd er te komen, want als ik om half zeven uit het raam kijk in Estella hoor ik de verschrikkelijke geluiden die me doen herinneren aan de tocht van de afgelopen winter. Het water valt met bakken uit de lucht, een toestand die me doet huiveren met de winter in mijn achterhoofd. Gelukkig lijdt de mens het meest door het lijden dat ie vreest, want als ik me op weg begeef, valt de regen nog wel overvloedig uit een dichtbewolkte hemel, maar het is gelukkig niet koud. Na een paar kilometer al passeer ik de fuente Irachi, een plek met twee kranen, de een voor water, de andere voor wijn. Aan een foto maken waag ik mijn toestel niet, want het plenst hevig. De weg is modderig en nergens is een bar te ontdekken, waar ik een lekker kopje koffie zou kunnen kopen. Een passerende Duitser vraag ik te kijken of mijn schelp die ik de hele dag nog niet gehoord heb, nog op mijn rugzak bungelt. We raken in gesprek, lijkt het, maar de nog vrije jongeman is zo eigenwijs in zijn opvattingen over het pelgrimeren, dat ik hem al gauw vraag snel verder te wandelen. Pfoef, wat een etter. Kort daarna ontmoet ik Andrea, een leuke Oostenrijkse, met wie het goed wandelen is. Als ik haar vertel dat vanmorgen de politie in de refugio kwam om een man van zijn bed te lichten, haalt ze opgelucht adem, want zij is de vorige dag door de man die ik nauwkeurig beschrijven kan lastig gevallen en ik kan haar blij maken met de mededeling dat de politie hem meegenomen heeft. Ook ik was lastig gevallen door die man. Hij gebood mij in het Engels te wachten, maar daar ik niet gewend ben bevelen op te volgen vroeg ik hem wat hij wilde. Omdat ie daarop in alle talen zweeg, liep ik door. Daarna werd ik een paar kilometer door hem gevolgd op honderd meter afstand en ik hoorde hem als maar schreeuwen, dat ik soms wel wilde uitleggen als zingen. Ik vermoedde, dat ie onder invloed van drugs handelde. Maar toen ik een paar kilometer daarna in een bar gezeten hem ook zag binnenkomen en ik zag hoe verschrikkelijk er om zijn verhalen gelachen werd, wist ik ook niet meer wat de man mankeerde. Niet dat het mij bang maakte, maar wel nieuwsgierig.
Als ik om twee uur na de maaltijd in Los Arcos de man weer zie lopen, moet ik toch concluderen, dat ie kennelijk wel lastig is geweest, maar toch weer door de politie is vrijgelaten.
De nacht kan ik doorbrengen op een kamertje voor vier personen en dat is wel eens weer prettig na een paar nachten met meer dan veertig personen in dezelfde ruimte. Desondanks ben ik ruim voor zessen uit de veren. Ik ben wakker en wat rest mij dan anders dan het benutten van de gelegenheid van het ochtendritueel voor de meute wakker is. Casa Austria biedt wel een ontbijt met bruin brood, maar dat brood mag je Spaans beleggen met jam en andere zoetigheden. Gelukkig heb ik nog wat eigen hartig beleg, dat ik op het brood kan leggen. Om zeven uur, lang voor het licht wordt, ben ik al weer op weg. Ik ken de route nog en dat helpt om de juiste weg te vinden. Om tien uur komt het kleine zwarte ventje ook weer te voorschijn en het wordt heerlijk wandelweer. Om half twaalf ben ik al in Viana, waar om twaalf uur de albergue open gaat. Verder wil ik vandaag niet. Morgen Logrono door naar Naverette.

Dag 76, zondag 20 september 2009, Navarette.

Wat zal ik vertellen van deze dag, die in wezen zich niet onderscheidt van de vorige dagen. De eentonigheid slaat toe op de camino en zeker op zondag, hoewel het hier in Spanje honderd keer levendiger is op zondag dan op die zelfde dag in Frankrijk.
Dus kort na zessen hijs ik me in de kleren, maak toilet en ga na een bekertje koffie getrokken te hebben uit de automaat als een van de eersten op weg in het pikkedonker. Gisteren had ik bij Slecker gezien dat ze tot acht uur open waren en daarbij ten onrechte aangenomen dat de supermarkten dezelfde openingstijden zouden hanteren, maar ik had weer eens een onterechte conclusie getrokken, want na de siësta deden de levensmiddelenbedrijven hun deuren niet meer open op deze zaterdagmiddag.
Gelukkig weet ik de weg nog grotendeels en net als van de winter is de zonsopkomst mooi. Straks zal die nog mooier worden weet ik.
Na een paar uur al ben ik in Logrono, een van de grotere plaatsen op de route, waar ik allemaal mensen zie lopen dezelfde kant op. Het is om en nabij negen uur, maar gezien hun kleding lijken ze me niet naar de kerk te gaan, te meer daar er verschillende als moslim geklede mannen tussen lopen. ’t Is waar ook, maar er is een feest, nu of al geweest in Logrono. Ergens heb ik er iets over gelezen, maar wat er precies gevierd wordt is me niet duidelijk geworden. Wel dat er weer stieren aan te pas komen. In de binnenstad van Logrono is het een troep van jewelste, duizenden plastic bekers, flessen en ander gebruikt emballagemateriaal wordt er met dikke waterstralen naar beneden gespoten door de plaatselijke gemeentereinigingsdienst. Voorbij die spuitende mannen is de straat schoon zoals ik zelden gezien heb.
Drie maal tracht ik bij een kiosk of papierwinkel beslag te leggen op een Nederlandse krant, maar helaas, zijn wij Nederlanders in Spanje een te oninteressant doelgroep om er onze kranten te kunnen verkopen. Ongeletterd worstel ik me verder. Er leidt een lange betonweg met veel wandelaars de stad uit. Als ik bijna bij het gaaswerk met de duizenden door pelgrims ingevlochten kruisen ben, zie ik in de verte Carlos aankomen, Carlos de half indiaan uit Brazilia, die de afgelopen nacht het bed boven mij innam. Hoewel nog maar vijf en twintig jaren tellend strompelde hij gisteren vanwege knieproblemen als een vent van vijf en negentig die uit zijn rollator was gevallen en nu zie ik hem frank en vrij rondlopen. Even een praatje en dan gaat Carlos verder, want ondanks zijn knieproblemen van gisteren, loopt ie vandaag een stuk sneller dan ik. Gisteren heeft ie me al verteld dat ie de tocht zou moeten opgeven, want het ging echt niet meer. Ik ben blij voor hem dat ie me inhaalt. Vlak voor Navarrette wacht ie me weer op. In dat stadje blijft hij bij de gemeentelijke refugio, die pas twee uur later de deuren voor zijn gasten wil open doen. Ik denk er wijs aan te doen door te lopen naar de commerciële refugio die me van de winter ook onderkomen verschafte. Maar als zich daar na herhaaldelijk kloppen niemand heeft gemeld schuif ik door naar een restaurant en later naar de refugio van Carlos en dan blijkt mij dat die refugio voor de helft van het geld van die andere toch nog wel meer mogelijkheden biedt. Ik installeer me en ga het stadje in om mijn verhaaltje te schrijven.

Dag 77, maandag 21 september 2009, Najera.

Van de winter bood deze gelegenheid onderdak aan vier pelgrims, nu dwarrelen er wel tachtig rond. ‘k Zal niet zeggen dat het nu gezelliger is. ’t Is hier te schools en dat is zwak uitgedrukt. Je moet er de regels die hier heilig verklaard zijn, opvolgen. Die regels en de handhaving daarvan moeten ertoe bijdragen dat het lijkt dat het er gezellig toegaat bij hartelijke mensen. Maar men schijnt niet te beseffen, dat vrijheid een hoog goed is. Je krijgt je bed toegewezen op volgorde van binnenkomst. Waarom moet dat? Waarom mag je niet zelf het plekje uitzoeken dat je het beste lijkt? Vol wordt het toch. Je moet, nadat je een halve dag gewandeld hebt een preek aanhoren van een kerel die zichzelf graag hoort spreken, waarschijnlijk veroorzaakt doordat ie als Fransman redelijk Engels lijkt te spreken, maar ik zou liever zien, dat ie vlot zijn administratieve zaken afhandelt, zo dat ik weer mijn eigen gang kan gaan. Maar het ergste bewijs van mijn vermoeden dat ze hier geen klap snappen van wat de binnenkomende pelgrim behoeft, vormt de begroeting. Aan de deur staat een kerel van ongeveer mijn leeftijd die je uit de rugzak helpt. En dan moet je eraan geloven. Als ik mijn hand uitsteek, omdat ik niet van dit “spontane” gedoe hou, negeert hij dit gebaar gewoon Ik erger me aan mezelf dat ik zijn omhelzing toesta. Ik gevoel er geen enkele behoefte toe die vent te omarmen. Ik vind, dat wanneer ik niet omarmd wil worden, dit gerespecteerd dient te worden. Dan zou ik me hartelijk ontvangen gevoeld hebben.
In ieder geval was vanmorgen de tocht hier naar toe door een prachtig landschap met vergezichten, die je noch in Nederland hebt, noch in Frankrijk te zien zijn geweest voor mij. Opmerkelijk op deze dag was voor mij dat ik geen andere pelgrims gezien heb. ’t Was weliswaar een korte etappe, die al om elf uur beëindigd was, maar hoewel ik wel vaker als eerste vertrek, word ik meestal na enkele uren wel ingehaald. Dat gebeurde dus vandaag niet.
Morgen verder naar die plaats waar de kippen in de kerk hangen.

Dag 78, dinsdag 22 september 2009, Santa Domingo de Calzada.

Van de hel van Najera schijn je hier in Santa Domingo terecht gekomen te zijn in een hemel. Sliep ik hier van de winter nog in de oudste herberg van de hele camino, al gegrondvest in 1044, nu slaap ik er in de nieuwste. Zo nieuw is die slaapmogelijkheid, dat ie van de winter nog niet bestond. Ongekend is de luxe en als tegenprestatie vraagt men hier net als in Najera een vrijwillige bijdrage. Dat is dan ook zo ongeveer de enige overeenkomst. Hier douches genoeg, gisteren maar twee per geslacht, voor honderd twintig personen. Hier geen preek met regels, maar kort en zakelijk wordt je medegedeeld wat je weten moet. Je voelt je weer gerespecteerd en serieus genomen.

Gisteravond liep het nog faliekant mis. Opnieuw kwam de politie op bezoek om een persoon uit de slaapplaats te verwijderen. Nu gold het een persoon van wie ik precies omschrijven kan wat de misdaad was die het politieoptreden moest rechtvaardigen.
Ik begeef me net als alle anderen om tien uur als het licht uitgaat naar mijn bed. Daar wil ik mijn oordopjes uit mijn toilettas halen, maar kan, daarbij gehinderd door het gebrek aan licht, deze dingen niet vinden, waarop ik met toilettas in de hand me begeef terug naar licht van het dagverblijf. In het dagverblijf word ik meteen besprongen door de Engelssprekende Fransman, die me minzaam toevoegt:”rules say”, Dat maakt me zo giftig dat ik hem antwoord met woorden die ik niet op school geleerd heb, dat hij met zijn regels naar de pomp kan lopen casu quo naar de maan of voor mijn part nog verder weg. Ik negeer de vent verder straal. Als ik weer bij mijn bed ben, komt een opgewonden Carlos me melden dat de politie gebeld wordt, die me uit de refugio zal gooien. Maar zo voegt Carlos er aan toe als ik er werkelijk uitmoet, gaat hij mee. Ik denk nog dat het niet zo’n vaart zal lopen.
De politie verschijnt echt en maakt me het slapen onmogelijk. Waarvan ik beschuldigd word is mij niet duidelijk, wel dat ik werkelijk mijn koffers moet pakken. Dat doe ik natuurlijk onder het nodige protest. Carlos vermaant me herhaaldelijk dat ik mijn mond moet houden, want ik schijn de toestand alleen maar erger te maken. Hij zou qua leeftijd mijn kleinzoon kunnen zijn, maar is op dit punt wezenlijk wijzer dan ik. Ik hou mijn mond. Enige redelijkheid te verwachten is werkelijk te hoog gegrepen. Ik pak mijn zaken in mijn rugzak en ga naar de uitgang. Buiten gekomen, verdwijnen de dienaren van de heilige Hermandad. Enige hoop in de politiecel te mogen slapen vervliegt daarmee. Carlos stelt voor om ergens een stil en rustig bankje te zoeken, doch ik vind het beter een hotel te nemen.
In het hotel blijkt een ander cultuurverschil tussen Carlos en mij. Nu protesteert hij hevig als de hotelier ons vraagt onze paspoorten af te geven.
Hoewel ik het ook niet leuk vind mijn paspoort af te geven, doe ik het toch maar en Carlos accepteert van mij, dat het wel safe zit.

Het gebeuren doet me denken aan de film “one flew over the cuckuck nest” waarin Jack Nickelson ook uit een beperkende omgeving ontsnapt met een Indiaan in zijn gevolg.

We ontwaken om half acht in blakende welstand. Ik leid Carlos nog even door de mij bekende ingewikkelde binnenstad. Hij vertelt me dankbaar te zijn dat ik hem behoed heb voor een nacht slapen in die benauwende omgeving. Hij heeft dezelfde beleving van de toestand in de refugio. Maar bij hem komt deze voort omdat zijn familie genoeg geleden heeft onder dictatuur, zoals hij mij vertelt. Waar bij mij de oorzaak zit van de aversie tegen de gedwongen toestanden is me niet duidelijk. En ik ga er ook niet naar zoeken. Het is toch eigenlijk normaal dat je je verzet tegen uitgeoefende dwang. Maar een dikke honderd mensen deden het deze nacht niet en waarschijnlijk de volgende ook niet. Waarom niet? Omdat het maar voor ene nacht is?

Na het eten tref ik Carlos weer in Santa Domingo. Hij heeft weer een verkeerde albergue. Ik lijk het goed getroffen te hebben.

Dag 79, woensdag 23 september 2009, Belorado.

Iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Vandaag is het kwaad dat ik in het donker een teken mis en de verkeerde richting insla. Alleen vanwege het feit, dat ik me nog herinner dat men van de winter hier bezig was een dubbelbaans weg aan te leggen doet me kritisch worden over de ingeslagen route. Gelukkig schijnt het nog mee te vallen. Verder de normale gang van zaken, al gauw zie ik de lange stoet van pelgrims weer. Om elf uur komt het kleine zwarte ventje ook weer te voorschijn, nadat ie me tot die tijd in de steek gelaten heeft omdat de mist hem het leven onmogelijk maakte. Het wordt gaandeweg een warme zonnige dag. Ik besluit om één uur nachtlager te kiezen in de parochiale herberg in Belorado, die wordt gerund door Zwitserse vrijwilligers.

Dag 80, donderdag 24 september 2009, Ages .

Van de vier mensen die op dit gedeelte van het balkon van het voormalig stadtheater dat omgebouwd werd tot albergue, slapen, ben ik de laatste die uit bed springt. Dat is me nog niet eerder overkomen. Desondanks ben ik de eerste die de deur uitgaat. Het is nog stikke donker. Uit een andere albergue stromen de pelgrims al wel naar buiten. Het is nog voor zevenen, een bar voor koffie is nog niet open. Bij de benzinepomp even buiten Belorado kan ik een kopje koffie uit de automaat trekken. Dan gaat het weer verder. Na tien kilometer is de eerste bar open. Net na de bar ontmoet ik een aardig Duits meisje, ik loop haar voorbij, doch word even later gestopt door een bedelende pelgrim. Dan kom ik weer langs Janita, zoals later blijkt dat ze heet. Pas een en twintig en toch aangenaam om mee op te lopen. Ze reist graag, heeft een half jaar ontwikkelings werk gedaan in Tanzania en vertelt daar op een zeer prettige wijze over. We lopen door een bosachtig heuvelgebied. Eentonig is het landschap, prettig het gesprek. Van de winter lag hier sneeuw, nu schijnt de zon met een heerlijke warmte. We drinken nog een keer koffie en dan wandel ik het laatste stukje alleen verder naar Ages, waar ik een bed neem in dezelfde albergue als van de winter.

Dag 81, vrijdag 25 september 2009, Burgos .

Het eerste deel van de etappe naar Burgos gaat over een steile heuvel met hier en daar mooie vergezichten en ook de zonsopgang is prachtig. Bovenop de pas is een behoorlijke vlakte waar pelgrims in een grote spiraal stenen naast elkaar hebben gelegd. Daar zou je eigenlijk van bovenaf naar moeten kijken, maar dat lukt natuurlijk niet. Mogelijkheden om nog stenen toe te voegen zijn er bijna niet. Stenen genoeg, daar niet van, maar er is geen ruimte meer. Dan nog een behoorlijk stuk naar beneden tot je over een brug de snelweg passeert, dan wordt de camino minder leuk. Je kunt de route nemen die ik neem langs het gaaswerk van het vliegveld of je neemt een andere route, die kilometers lang door industrie gebied schijnt te gaan en door mijn gids niet aanbevolen wordt. Desondanks zie ik bijna alle pelgrims de nog ongezelligere route nemen. Nou ja, het is niet alle dagen zondag. Welke route je ook genomen hebt, je moet een hele tijd door nieuwe stadsgedeeltes van Burgos wandelen, voordat je in de oude stadskern komt, waar de albergues zijn. Ik neem er mijn intrek in de gemeentelijke albergue met honderd en twintig bedden. Van het aantal kun je niks zien, want de hele herberg die nog behoorlijk nieuw is, is ingedeeld in hoekjes van twee bedden.
Als ik in de stad in een restaurant zit zie ik tientallen pelgrims die ik één of twee herbergen geleden ook al tegenkwam. De Canadezen uit Los Arcos komen langs, het Duitse paar uit Kassel, dat ik bijna elke dag zie, Italianen die ik al een paar dagen gemist heb, tot Zuid Koreanen die ik veertien dagen geleden in Saint Jean trof. En nog velen meer. Toch wordt het langzamerhand minder druk op de Camino. Hier in Burgos zullen weer veel mensen stoppen, vooral studenten die weer eens moeten gaan studeren.
Mij resten nog vijf honderd kilometer tot Santiago.

Kom je over de hond, dan kom je ook wel over de staart.




  • 27 September 2009 - 13:32

    Maarten:

    Wat een mensen, wat een mensen !Het zal heerlijk zijn om overdag ook vaak alleen te kunnen lopen. Die massa's doen me denken aan de vierdaagse. Nog veel goeds gewenst. Op de landkaart nog maar een paar centimeter af te leggen.

  • 27 September 2009 - 14:40

    Anita:

    Wat een belevenissen allemaal. Het leest als een spannend boek.
    Geniet van alle ontmoetingen. Lijkt me super om daar op terug te kunnen kijken. Ach en die hermandad in het Spaanse...gauw vergeten maar. Er zijn veel leukere dingen om te onthouden.
    Hopelijk krijg je de laatste 500 km nog genoeg gezelgschap van je zwarte vriendje!

    Groetjes Anita

  • 28 September 2009 - 15:49

    Marten:

    Van alle plaatsen die je tot nu toe in Spanje heb bezocht, herinner ik mij alleen Burgos nog!Met zijn prachtige kathedraal.En dat was in Mei j.l.Met een langzame camper is het toch allemaal anders.P.S.:Het DL weekend in Kalkar was leuk. Maar dat kwam ook omdat wij dat samen met enkele " GROENEN" hebben doorgebracht. Hou je haaks!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Spanje, Madrid

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

18 December 2009

Prettige feestdagen

18 Oktober 2009

Oost west, thuis best? Of eind goed, al goed

05 Oktober 2009

De laatste loodjes

27 September 2009

Kom je over de hond

17 September 2009

Es viva Espagna
Jan

Actief sinds 11 Aug. 2008
Verslag gelezen: 462
Totaal aantal bezoekers 86800

Voorgaande reizen:

25 Januari 2011 - 31 December 2020

Onbekende duur

15 April 2010 - 15 Augustus 2010

Omweg naar Rome

15 September 2008 - 15 April 2009

Mijn eerste reis

Landen bezocht: