Spanje, wat ben je mooi - Reisverslag uit Madrid, Spanje van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu Spanje, wat ben je mooi - Reisverslag uit Madrid, Spanje van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu

Spanje, wat ben je mooi

Door: Jan Bloemendaal

Blijf op de hoogte en volg Jan

19 December 2008 | Spanje, Madrid

Dag 91, Vrijdag, 12 december 2008, Viana - Navarrete, 19 km.

Met zijn tweeën slapen we in de grote albergue van Viana, José, de Nederlands sprekende Spanjaard en ik. José is ongetraind van huis gegaan en moet dat aardig bezuren. Nog na een verkwikkende nachtrust doen hem vele spieren pijn.
Om kwart over acht laat ik José achter. “Reken niet op mij in Navarrete”, roept ie mij nog na als ik vertrek.
Negen kilometer scheiden me van Logrono. Als ik om tien uur daar koffie drink, heb ik al weer een paar uur genoten van de in de zon liggende besneeuwde bergen. Op één zo’n bergkam staan wel honderd moderne windmolens, ook een machtig mooi gezicht. Was ik enkele jaren geleden in Logrono midden in de zomer met een temperatuur van twaalf graden, nu wijst hier de thermometer vier graden aan. Maar het is stralend weer, al wordt gaandeweg de tegenwind straffer. Vier kilometer voor Navarrete passeer ik een lang stuk gaas langs de snelweg met duizenden houten kruisen die door passerende pelgrims zijn aangebracht. Als ik die kruisen zie, herinner ik me ook weer hoe Navarette er uit zal zien.
De gemeentelijke refugio is gesloten, de commerciële biedt voor een redelijke prijs, een warm onderkomen. Buiten verwachting komt om half vijf José ook binnenstrompelen. Hij is op en heeft overal pijn.
Het prettige aan José is dat hij Nederlands spreekt. Wij gebruiken die taal omdat zijn Nederlands een stuk beter is dan mijn Spaans. Hij heeft jarenlang in Nederland gewoond. Gisteren had ik de handschoenen weer eens in een bar laten liggen. Ik vroeg José wat “handschoen” is in het Spaans en gewapend met die kennis vroeg ik in de bar of men er mijn “chwantes” had gevonden. Het is best makkelijk een wandelend woordenboek in je omgeving te hebben.

Over eten en eetgewoontes valt ook veel te schrijven en niet alleen positieve zaken. Ik eet graag vlees, dus het beste heb ik gegeten in Brazilïe. Daar werd ik op de fiets nog dikker. De Brazilianen noemen hun unieke maaltijdvorm Espeto Corrido, dat wandelende spies betekent. Die maaltijden eet je in een Churrascaria. Als je moet afrekenen moest je destijds zo’n zes á zeven gulden neertellen. Je kreeg daarvoor dan ongeveer 25 schoteltjes voor je neergezet met allerlei groentes, bonen in drie soorten en ook aardappels in drie of vier vormen; gekookt, gebakken, puree en patat. Staat dat spul er eenmaal dan begint de ober te lopen met een spies met kippenhartjes, gevolgd door een spies met worstjes. Hij schuift je van iedere spies wat op je bord. En iedere keer gaat hij weer rond met een spies vol gegrild vlees. Is het vlees aan één stuk, dan mag jij aanwijzen welk gedeelte ervan je hebben wilt. Je mag ook wel een spies overslaan, maar stoppen doet de ober pas als je hem dat vriendelijk vraagt. En dan soms nog niet.
Argentinië heeft de naam een land van vleeseters te zijn, maar in Brazilië doen ze het. Oh, de steaks in Argentinië zijn echt groter dan in Nederland, maar ook weer niet van het formaat dat je er over naar huis zou schrijven.
In de Verenigde Staten is het eten niks bijzonders voor een reiziger die het betaalbaar wil houden. Je komt dan al gauw bij de wereldbekende filiaalzaken terecht. Meestal hebben die zaken een salad bar en dan kan je redelijk bunkeren, maar er is geen verschil te merken in het eten bij de filialen van het zelfde concern. Soms kom je een actie tegen van “eat as much as you can”. Spare ribs schijnen zich daar goed voor te lenen.
Het eten in Pakistan vond ik aller verschrikkelijkst. Daar was in de Punjab, het zuiden van Pakistan, nauwelijks een restaurant te vinden. Hield ik pauze, dan kwamen er meteen boeren op me af die vroegen “roti, pani?” Of ik dan protesteerde of verheerlijkt keek, het resultaat was altijd hetzelfde. Zo’n boer spoedde zich naar huis en kwam even later terug met een bordje gele rijst, die zo verschrikkelijk sterk gekruid was, dat ik verkozen zou hebben honger te lijden boven het eten van zo’n bordje brandende rijst. Aan je achterste voelde je dat spul een dag later nog branden. Ik ben hem soms toch wel gesmeerd in Pakistan als mij gevraagd werd “roti, pani?”. Als ik kon dan was ik weg. Je voelde je daar slachtoffer van de geboden gastvrijheid. Dan maar alleen brood, dat je af en toe kon kopen aan de kant van de weg.
Eens ging ik er in een stad naar een restaurant. In de steden was het eten minder gekruid dan bij de boeren op het platteland. Ik bestelde daar een bordje rijst en werkte dat zonder bestek naar binnen. Als linkshandige deed ik dat toen nog, het was op mijn eerste fietsreis, met de linkerhand. Maar niet lang, want toen ik lekker zat te eten legde iedereen de vork neer, had ik bijna gezegd, maar dat kon natuurlijk niet, want iedereen at met de hand en staarde me vol afgrijzen aan. Het begon me te dagen, dat die linkerhand voor geheel andere bezigheden gebruikt werd.
In Nigeria was de maaltijd het eenvoudigst van alle landen die ik ooit bezocht heb. Dan stond er een bordje langs de weg dat meldde: “Food is ready”. Binnen hoefde je niks te bestellen maar werd er een schaal met een meelbal iets groter dan een tennisbal voor je neus gezet met ernaast een schaaltje met een dikke vloeistof die ik snot noemde. Het was dan de bedoeling dat je van die grote meelbal een stukje afkneep, daar een balletje van rolde en vervolgens voor het in de mond te steken door de schaal met snot haalde. Smaak zat er inderdaad niet aan, vandaar dat zo’n restaurateur zijn waar ook niet anders dan met het woord “food” aanprees. Na het naar binnen werken van het “food” moest je weer je handen wassen.
In Algerije konden ze er ook wat van. Niet dat ik nou dagelijks daar een in het lange doorgesneden schapenkop met het oog er nog in, kreeg gepresenteerd, maar de Algerijnen wasten voor het eten eerst altijd hun strot. Het kon dan gebeuren dat er op een meter of twee van jou af de mannen eerst stonden te wateren en dan begonnen te gorgelen. “Eet smakelijk!”.
In Niger en Burkina Fasso was het soms triest als je je daar aan de maaltijd zette. Direct gebedeld om je voedsel werd er niet, maar gehunkerd wel. Het kwam regelmatig voor dat als je op iemand afstapte zijn eerste woorden waren: “J’ai faim” en dan werd er over de eigen buik gestreken als om te demonstreren waar die honger zat. Maar in Burkina Fasso toog ik naar de markt. Afrikaanse markten worden op hoge bulten gehouden. Die bulten zijn ontstaan door het afval van vorige markten, afval dat nooit werd opgeruimd. Ik bestelde een bordje rijst met wat vlees en begon vervolgens, wel met de rechterhand, te eten. Ik zoog dan zo’n botje af en als het kaal was, wierp ik het gewoon achter me bij de vuilnis van gisteren en eergisteren en eerverleden jaar en nog vroeger. Wat er gebeurde verbaasde mij achteraf niet, maar ik schrok eerst wel. Een heleboel jongetjes die hadden toegekeken hoe ik at, stormden op het weggeworpen botje af en eentje had de eerste prijs. Hij zoog het botje vergenoegd nog verder af. De volgende botjes kloof ik maar niet zo grondig meer af, maar stak ze dan gewoon achter mij uit, waar ze maar al te gretig werden overgenomen.
In Togo kocht je eten aan een kraampje. Er was ook altijd wel vlees. Was het vlees taai en leerachtig van smaak, dan werd het “du chien” genoemd, was het mals en veel donkerder van kleur, dan werd het “du singe” genoemd. Soms was ik zo hongerig dat ik pas als ik gegeten had, vroeg, wat het voor vlees was geweest, om niet de kans te lopen dat vieze du chien vlees te moeten eten. Ik kon me zelf dan nog wijs maken dat het van een oude taaie stier was. Maar het du singe vlees kon ik ook niet meer naar binnen krijgen toen ik getuige was geweest van het slachten van een aap. Afschuwelijk is het woord niet. Welk woord hier wel op zijn plaats is, weet ik niet.
En dan Centraal Afrika. Dat was het land van keizer Bokassa. Van hem gingen toch ook de meest afschuwelijk verhalen rond. IJskasten vol met kindervlees zouden er in zijn paleis gevonden zijn toen hij verdreven werd.
De wegen in dat afschuwelijk onderontwikkelde land waren zo slecht, dat ik op een gegeven moment besluiten moest een bus te nemen naar het zevenhonderd kilometer verder gelegen Bangui. Stel je dan een bus niet voor zo als bij ons, waar iedereen een zitplaats heeft of ten minste een behoorlijke staanplaats. Toen de bus bij de halte aankwam, dacht ik nog “dat kan mijn bus niet zijn, want hij zit al vol”. Desondanks werden er nog vijf en twintig mensen bij in geperst, waarna de achterdeuren met touw aan elkaar vastgebonden werden omdat ze niet meer gewoon dicht te krijgen waren. Iedereen lachte en had pret. De bus knalde om de paar honderd meter luid uit de knalpot en ik begon me al af te vragen of ik de enige chagerijn onder de passagiers was, toen na een kilometer of veertig hoestend en proestend gereden te hebben de hele bus in brand vloog en gewoon niet verder meer ging, midden in de rimboe. Mijn fiets en bagage kon ik ongedeerd redden, ja ik kreeg zelfs mijn geld terug. Maar toen? Ik had geen zin terug te gaan naar de stad om daar een volgende bus te pakken. Ik mocht niet verwachten dat een volgende bus van betere kwaliteit zou zijn. Dus trachtte ik fietsend over smalle paden Bangui te bereiken. De eerste vier dagen kon ik nergens voedsel kopen. Toen ik na vier dagen vasten eindelijk in een dorpje aankwam waar eten verkocht werd, was ik behoorlijk gestresst. Het aangeboden eten was pap, dat per lepel verkocht werd. Een stuiver per lepel, zo ongeveer. Ondanks mijn grote honger, misschien ook wel dankzij die honger en de daarmee gepaard gaande stress, kreeg ik ruzie met de verkoper over de vraag of hij zes of zeven lepels in de kom had gedaan. Ik heb het spul onbetaald laten staan en vond gelukkig een paar honderd meter verder een gelegenheid waar men rijst met vlees verkocht.
Eten, je moet het iedere dag. In Scandinavië is het verschrikkelijk duur. Hoe zuidelijker je komt in Europa, hoe goedkoper ongeveer. In ons land is het ook duur om buiten de deur te eten, omdat het bij ons beschouwd wordt als een uitje, maar in zuidelijker streken zoals Spanje en Frankrijk en Italië ook wel, heb je menurestaurants. In Frankrijk schuif je soms aan op volgorde van binnenkomst, of je wordt als eenling bij anderen aan tafel gezet waar nog een stoel vrij is. Je kan dan kiezen uit twee of drie gerechten, de wijn is meestal niet bij de prijs inbegrepen en je besluit de maaltijd met de beroemde Franse kaas. Tien á twaalf Euro moet je tegenwoordig neertellen voor zo’n vijf gangen diner. In Spanje is het meestal iets goedkoper, maar daar krijg je nooit kaas. Je kunt in Spanje ’s middags ook nooit voor één uur terecht en ’s avonds nooit eerder dan acht uur. Een heerlijk en betaalbaar systeem vind ik zo’n menurestaurant. In Griekenland is het eten ook goed betaalbaar, maar je kent er absoluut de namen van de gerechten niet. Dan neemt de bediening je mee naar de keuken en mag je aanwijzen wat je hebben wilt. De Turkse keuken is ook goed en de gerechten liggen er te smoren in grote platte schotels. In Israël is het onbetaalbaar om in restaurants te eten en stil je je honger aan een prachtig opgemaakte fellafel stand, met een best wel betaalbare en smakelijke fellafel. Egypte heeft een min of meer op de toeristen afgestemde keuken. Niets bijzonders. Het bijzondere van de Egyptische restaurants is dat men er je graag belazert met de betaling. De Egyptenaar betaalt nog geen derde van wat men van de Europeaan vraagt. Bij de afrekening klimt de enige niet analfabeet in het restaurant dan in de pen en gaat voor jou een keurige rekening in leesbaar schrift uitschrijven, die jou trots op zoveel kalligrafische vaardigheden wordt overhandigd. Dank je! Ik speelde het spel mee, maar had al gauw in de gaten dat ik moest zorgen over veel kleingeld te beschikken. Dan leg je ongeveer een derde van het bedrag dat op de rekening staat op tafel en je verlaat het restaurant. Als dan achter je de hel losbreekt, weet je dat men het geld gevonden heeft en vergeefse pogingen doet om jou terug te roepen. Nog voor ik in zo’n geval de motor aan de praat had, was men al weer overgegaan tot de orde van de dag.
Hoe at men toch in de Soedan? Ik zou het niet meer weten, dus zal het wel niet zo geweldig zijn geweest. In Jordanië werd veel kip gegeten in restaurants. In Amman waren hele straten gevuld met installaties voor kip aan het spit en eten werd daar beschouwd als een intiem gebeuren. Door een gordijn werden de etende vrouwen aan de mannenogen onttrokken in restaurants. In Venezuela leggen ze altijd een gebakken ei boven op het vlees dat je geserveerd wordt en in Costa Rica gebeurde het vaak, dat je onder het eten op de schouder werd getikt en dan te horen kreeg:”Ik heb het eten voor je betaald”. Daarna verdween zo’n gulle gever meteen weer. In Nieuw Zeeland is het de gewoonte zelf je wijn mee te brengen als je die drinken wilt bij het eten. De ober maakt de fles open en serveert, maar hij mag geen alcohol bij het eten verkopen. In de DDR had je in de socialistische tijd aluminium bestek, dat schraapte als schuurpapier over je tong. In de gaarkeukens en dat gold ook voor Tsjechoslowakije moest je er op tijd bij zijn en eten wat de pot schaft. De socialisten waren er maar wat trots op, dat iedereen in het socialistische paradijs te eten had. Maar niemand vond het lekker, voegde ik er dan stilzwijgend aan toe. In Rusland at je maaltijden die je al in Nederland betaald had. De bediening was vaak zo traag omdat er wel een lepeltje geserveerd werd, maar geen ei en was het ei er wel, dan moest je weer wachten op het zout. Wel margarine maar geen brood. Wel suiker, maar geen koffie. Het ontbijt in het hotel kon daar wel twee uur in beslag nemen.
’s Lands wijs, ’s lands eer.

Dag 92, Zaterdag, 13 december 2008, Navarrete - Nàjera, 17 km.

Ondanks het gesnurk van José geniet ik van een bijna ongestoorde nachtrust. De oordopjes komen me goed van pas en om half acht begint het normale dagelijkse ritueel: aankleden, ontbijten, wassen, jas aan, rugzak op en daar gaan we weer. Het vertrek wordt nog iedere keer later, niet alleen worden de dagen nog steeds korter, maar ik loop ook nog eens naar het westen, waar de zon later op komt. ’s Avonds blijft het licht tot bijna zes uur. Voor acht uur ’s morgens kun je hier geen wegwijzer onderscheiden. Bij straatverlichting lukt het om die tijd. Het blijft gelukkig gedurende de hele wandeling droog. De streek is niet spectaculair vandaag. Prachtig is echter wel de zonsopkomst met veel morgenrood dat uitstraalt over de besneeuwde bergen in de verte. Iedere morgen als de zon te zien is, is het licht bij zonsopkomst adembenemend mooi. Die momenten zou ik niet graag missen en mijn medepelgrim die wel een half uur later de deur uitgaat mist dan ook veel, al zal hij andere dingen waarderen. Hij praat veel met mensen, merk ik. Onderweg maakt hij ook graag een praatje met de wijnboeren die met de stokken aan het snoeien zijn. Dat kan ik nu weer niet. Om half twaalf ben ik al in Nàjera. Daar kan ik vanmorgen ook pas koffie drinken. Als ik in de binnenstad het vervolg van de camino zoek, spreekt een man me aan en brengt me naar de albergue, die pas om vier uur open gaat. Dan maar eerst de supermarkt in, eten en met de computer spelen na het eten. De bediening in het restaurant geeft me de sleutel van hun netwerk en ik kan ongestoord het internet op. Om vier uur meld ik me bij deze prachtige refugio. Een kwartier later komt José ook. Dat had ik niet verwacht. Ik had gedacht dat hij wel door zou lopen naar Azofra, maar hij is moe en het wandelen zat.
Even later plenst de regen met bakken vol uit de hemel, maar ik zit hier droog en bedenk dat ik toch wel een begenadigd mens ben die dit allemaal kan doen en ook nog zonder een enkel lichamelijk probleem.
Om zeven uur meldt zich nog een pelgrim, een Spanjaard, die vandaag vanuit Logrono is komen stappen. Morgen zal hij ook wel verder gaan dan Santa Domingo, waar de kippen in de kerk hangen.

In drinken zijn niet zoveel variaties. Vaak drink je water en dat lijkt overal hetzelfde, maar dat is lang niet waar. In Egypte stoppen ze zoveel chloor in het Nijlwater dat een stad als Caïro er overal naar chloor stinkt. In Niger moest ik het water betalen. Dat kocht ik dan van mensen die wat gehaald hadden bij bronnen die voor mij verborgen waren gebleven. Hoe duurder het water, hoe viezer. Maar in Niger dacht ik op een keer echt dat ik een aquarium had gekocht. Daar stonden trouwens ook jonge vrouwen aan de kant van de weg eigen gebakken brood met zand te verkopen. Om hun hongerprobleem definitief op te lossen vroegen ze dan die vette westelijke toerist meteen maar ten huwelijk. Ik dacht eerst nog dat het een geintje was. Maar voor de dames in kwestie was het echt geen geintje. Ze leden honger.
Dit nebenbei, we waren met het drinken bezig. In de Soedan trok ik met de motor naar het zuiden. Ik schafte een extra tank aan die eerder gebruikt bleek te zijn voor benzine. Toch smaakte me later bij meer dan vijftig graden hitte het water daaruit lekkerder dan de lekkerste champagne.
Maar ik dronk in wat rijkere landen niet alleen water. Als het mogelijk was, dronk ik bier. In Canada halen ze de bierglazen bevroren uit de ijskast, dan hoeven ze het bier niet te koelen. In Pakistan bleek nergens bier te koop. Toen ik vandaar hals over kop naar Nederland terug moest en het vliegtuig wegens een brandalarm een dag vertraging had, werden de passagiers in Karachi in luxe hotels ondergebracht. Daar bleek ook volop bier te koop. Op Curaçao hadden ze bierflesjes die met twee honderd centiliter inhoud op medicijnflesjes leken. In Zuid Amerika daarentegen trof je bijna overal bier in liters flessen. Op Vuurland lagen de blikjes Grolsch hoog opgetast in de accijnsvrije alcoholwinkels. Over Engels bier doe ik het zwijgen toe. Dat is geen bier. Ik ben trouwens helemaal geen liefhebber van Engeland en betreur de tijd die ik er heb doorgebracht. Praat je over Engels water, dan heb je het over hemelwater dat daar altijd met bakken vol uit de hemel schijnt te vallen. In Tsjechië en Slowakije kostte het bier nog niet zo lang geleden ongeveer vijftig Eurocent per halve liter. Logisch dat je dan geen water drinkt.
En in de Verenigde Staten heb je natuurlijk midden op de middag de “happy hours”. Dan kosten de consumpties maar de helft van de prijs. In Nieuw Zeeland hadden ze te kampen met wat ze daar noemden de six o’clock swell. De mannen die van hun werk kwamen tegen zessen gingen niet naar huis, maar deden eerst de kroeg aan, zeer tot verdriet van de regering, naar men zei.
Ik heb al eerder vermeld dat je in Mexico zoveel hapjes bij het bier kreeg aangereikt, dat een dagelijkse warme maaltijd makkelijk overgeslagen kon worden. En het was in Zuid Afrika, dat er gewoon sandwiches verstrekt werden tegen etenstijd om de mensen maar in de kroeg te houden.
In Urugay en omgeving drinken de mannen water noch bier, maar maté. Dat is een naar beschimmeld hooi smakend kruid. Daarover wordt warm water gestrooid. In ieder horecabedrijf vind je daar een warmwaterinstallatie waaruit de mannen gratis hun thermosfles die ze altijd bij zich dragen bij kunnen vullen. Maté smaakt ronduit smerig, maar de kerels in die streken zweren erbij.
Thee en koffie worden ook overal ter wereld gedronken en heten ook overal thee of koffie of een verbasterde vorm daarvan. Ik ben nooit ergens thee of koffie tegen gekomen die totaal anders genoemd werd.
Toen ik voor de eerste keer in Turkije kwam werd daar nog volop koffie gedronken. Bij een later bezoek was men massaal overgegaan op de in het land zelf verbouwde thee. Mierzoet wordt die thee gedronken. Er is geen land ter wereld waar de koffie zo lekker is als in Nederland. In de Verenigde Staten is de koffie zo slap als maar mogelijk is. Meestal betaal je daar voor de eerste kop een dollar en de Amerikanen leggen er een dollar fooi naast. Vervolgkoppen zijn dan gratis. In het vliegtuig van Curaçao naar Venezuela kreeg ik koffie uit een kopje ter grootte van een vingerhoed, koffie van normale sterkte, zonder dik. Ik dacht eerst dat dit een zuinigheidsbeleid was van de luchtvaartmaatschappij, maar later bleek mij dat het heel gewoon was in Zuid Amerika. In Brazilië zie je dan ook overal thermoskannen staan waaruit je in het passeren gratis zo’n minikopje kunt drinken. In Finland hebben ze ongeveer het zelfde koffiedrinkgedrag als bij ons, al lijken ze iets meer melk te gebruiken dan wij. In Pakistan zetten ze thee met melk. Voor het serveren wordt het goedje met lange stralen heen en weer gegoten van de ene pan in de andere.
In moslimlanden zetten ze vaak thee in een pot met water waarbij gelijk de theebladeren meegekookt worden. Zodra het water kookt is de thee getrokken. Laten we over de Engelse thee zwijgen. That is not my cup of tea.
In Duitsland kan je heerlijk bij bijna elke bakker koffie drinken. Vaak hebben ze er dan ook wel een belegd broodje bij.
Alcoholische dranken zijn ook landgebonden. Tequila is Mexicaans. Er is daar een heel dorp van die naam waar die drank uit cactussen wordt geperst. Ouzo is Grieks, maar ik dronk er retsina. Dat is een wijn met een harssmaak en vormt al sinds de oudheid de volksdrank in Griekenland. Wat meer naar het oosten drinken ze daar raki, die van dadels wordt gemaakt. Whiskey is natuurlijk Amerikaans of Schots, wordt overal ter wereld gedronken, maar is nergens lekker. Jenever drinken wij in Nederland, tenminste dat denken ze in het buitenland en wodka met een grasspriet in de fles is Pools. Op de Balkan werd ik soms al wel vóór het ontbijt op eigen gemaakte slibowitsch getrakteerd en als je daar teveel van die pruimendrank drinkt, kan je kop aardig op barsten gaan staan. In tropisch Afrika kun je behoorlijk dronken worden van palmwijn, die wit is als melk. Sap van palmen wordt afgetapt en men laat dat gisten. Waar kom je eigenlijk nog meer typische dranken tegen? Niet in landen als Nieuw Zeeland en Australië. Ik zou het zo niet weten. Ik geloof dat Frankrijk en Duitsland de enige landen zijn met vrije alcoholverkoop in de supermarkt. Overal verder heeft men gemeend beperkende maatregelen te moeten treffen voor de verkoop van alcohol. Nu schiet me te binnen dat er in Zuid Afrika een bepaald soort negerbier verkocht wordt, maar niet aan blanken. Het wordt gedistribueerd in kartonnen pakken zoals bij ons de melk. Vanuit de verte zag je dan al een metershoge bult liggen van lege pakken negerbier. Ik heb het nooit gedronken, het schijnt iets dunner te zijn dan bij ons yoghurt.
Tja en dan de Masai die drinken de melk van hun koeien alleen wanneer die vermengd is met bloed van dezelfde dieren. Ik ben wel tussen de bontgeklede Masai geweest, maar werd gelukkig niet op deze rose drank getrakteerd.
Wel maakte ik daar een vreemde gebeurtenis mee, toen ik er eens met mijn Isuzi stopte voor een hok waar drank verkocht werd. Die drank werd binnen in dat gebouwtje vanachter tralies verstrekt, zoals daar gewoon was in die streken. Ik stap uit de auto, loop het vertrek binnen en het meisje achter de tralies verschiet van kleur bij mijn binnenkomst. Keihard schreeuwend en gillend rent zij naar buiten als maar hetzelfde schreeuwend, wat voor mij onverstaanbaar was, natuurlijk. De mensen kwamen op me af om me beter te bekijken en eentje vertelde me met een stem waaruit een lichtelijke teleurstelling sprak, wat de vrouw in kwestie liep te schreeuwen. Ik had dit in de verste verte nooit kunnen raden maar met mijn baard en flinke haardos had ik haar op het idee gebracht dat de Here Jezus teruggekomen was.
Ik dronk mijn bier en reed verder.

Dag 93, Zondag, 14 december 2008, Nàjera – Santa Domingo de Calzada, 21 km.

De regen klettert de hele nacht over Nàjera. Binnen is het lekker warm. De slaapzaal telt zeventig bedden. Je moet er toch niet aan denken dat al die bedden belegen zijn. Het gesnurk is nu al van de twee overig belegen bedden wakker houdend. Vanmorgen ben ik de laatste die de deur uitstapt. Zeer tot mijn verwondering is José al weg. De late man van gisteravond, ook een Spanjaard staat voor de deur als ik vertrek. Wat ie zegt begrijp ik niet en ik heb ook geen zin om om verduidelijking te vragen. Als ik na een kilometer of vier José ingehaald heb, vertelt ie mij dat de andere man hem voorgesteld heeft samen te wandelen, zodat José onderweg de verteringen zou kunnen betalen. Nu begrijp ik ook wat de man van mij wilde. Als ik om tien uur vertrekken wil uit de bar, komt José ook binnen. Ik vervolg mijn weg. Het wordt kouder, doordat de weg stijgt en de wind toeneemt. De tweede pelgrim in successie die van de andere kant komt zie ik dan opdagen. Vijftienhonderd meter verder op is er koffie vertelt ie mij. Inderdaad, als ik de berg over ben ligt er een gloednieuw dorp voor me. Vele appartementen worden er te koop aangeboden. En als ze niet te koop zijn, lijken ze wel leeg. Nergens staan geparkeerde auto’s, wel is er een golfclub met horeca mogelijkheden. Nog zes kilometer scheiden me van Santa Domingo. Hoewel er bij de albergue een bordje hangt dat je er al om elf uur terecht kunt, zijn alle deuren gesloten. Dan eerst maar eten en na het eten blijkt de albergue echt geopend. Zoals gewoonlijk ben ik weer de eerste.

Dag 94, Maandag, 15 december 2008, Santa Domingo de Calzada - Belorado, 22 km.

In het pikkedonker begint de nieuwe dagmars al weer. De hospitalero heeft gevraagd of we voor acht uur kunnen vertrekken, dan kan hij op tijd op zijn werk komen. Het heeft gesneeuwd en ik meen dat ik de camino wel kan vergeten vandaag, want de pijlen die de weg wijzen zullen ondergesneeuwd zijn, maar buiten de stad blijkt het pak sneeuw uit niet meer dan een heel dun laagje te bestaan. Als de zon eindelijk te voorschijn komt is het goddelijk mooi. In de verte liggen besneeuwde bergen en ook dichtbij maakt de wereld een witte indruk. Het blijft droog en om één uur bereik ik Belorado. Er zijn veel albergues, maar nergens reageert men op mijn gerammel aan de deur of de bel. Het eerste pension, waar ik het probeer is ook gesloten. Het tweede heeft een kamer voor mij. Best, ik zal dan wel eindelijk weer eens een nacht alleen zijn, maar dat heeft ook zijn voordelen. In de albergues voel je je soms een overjarige padvinder als je daar alle aanwijzingen leest en opschriften in de trant van “Een toerist eist, een pelgrim is dankbaar”.
Op de tv weer beelden van een besneeuwd Madrid. Over de grote weg zag ik vanmiddag een totaal met sneeuw bedekte vrachtwagen uit de richting Burgos. Morgen naar San Juan de Ortega dat vierhonderd meter hoger ligt dan Belorada. Sneeuwvrij zal het morgen wel niet blijven.

Dag 95, Dinsdag, 16 december 2008, Belorado - Ages, 28 km.

Pikkedonker en dan al weer op weg. Maar de bewegwijzering is goed te zien. Het is bewolkt en niet koud. Als ik na zes kilometer een bar verlaat, ontdek ik een kilometer voor me een andere pelgrim. Ik tracht hem in te halen, maar dat lukt niet. Dan kan het José ook bijna niet zijn, bovendien zie ik afdrukken van schoenzolen met een profil dat ik niet ken. Halverwege, na het dorpje Villafranca verandert het landschap compleet van karakter. Het gaat een paar kilometer lang vrij steil de hoogte in tot aan de sneeuw en dan begint het grote dennenbos dat twaalf kilometer verder vlak voor Sint Jan de Ortega pas weer ophoudt. Dan ontdek ik ook de pelgrim voor me weer. In Sint Juan is een refugio, maar in tegenstelling tot mijn veronderstelling is alles gesloten. De horecagelegenheid biedt ook niet meer dan wat drinken. Daar tref ik zeer tot mijn verbazing José bij de brandende kachel. Samen wandelen we naar het vier kilometer verder gelegen Ages. Daar blijkt een werkend restaurant, met een pracht van een albergue. José neemt de ene uithoek van de slaapzaal ik de andere, zodat we mekaar niet zullen horen snurken.
In het restaurant zit een pelgrim die het eten al op heeft, een vrij jonge man, die vanmorgen ook in Belorado begonnen is en vanmiddag nog door wil wandelen naar Burgos, nog twee en twintig kilometer meer. Hij liever dan ik.

Dag 96, Woensdag, 17 december 2008, Ages - Burgos, 22 km.

Voor de verandering wordt in deze refugio het licht centraal geregeld. Tot tien uur ’s avonds blijft het branden, om acht uur ’s morgens wordt het weer aangedaan. Door het licht op het toilet te laten branden kan ik enigszins zien wat ik in de slaapzak frommel en als dan om acht uur het licht aangaat, sta ik klaar om te vertrekken. Eerst nog even een koffie in de bar en dan verder maar weer. Het regent, maar bij het licht worden is het al weer droog. Eerst gaat de camino over de asfaltweg, dan links af een vrij steile berg over. Ik blijf uren lang het gevoel houden, dat ik de verkeerde kant opwandel. Me oriënteren aan de zon gaat niet, want die is er niet. Vandaag komt er ook nog bij dat het een paar keer over voorkomt, dat je een keus moet maken, zowel links af als rechtdoor wordt aangegeven. Af en toe is de weg behoorlijk modderig. Genieten van het landschap is er vandaag niet bij, het blijft tot een uur of twaalf somber en als de zon er voorzichtig doorkomt wandel ik al in de buitenwijken van Burgos. Nog anderhalf uur duurt de mars door de bebouwing. Om twee uur is de refugio bij de cathedraal open heeft de pelgrim die ik een paar dagen eerder al ontmoet heb in Najéra mij verteld. Ik kwam hem tegen onderweg. Toch blijft het zoeken waar die refugio is. Een hulpvaardige Spanjaard begeleidt er mij naar toe. Ruim en groot doet hier alles aan met onafgesloten kamers voor twee of vier pelgrims. Het zal best wel weer lukken vannacht.

Dag 97, Donderdag, 18 december 2008, Burgos - Sambol, 26 km.

Van het ene uiterste val ik vandaag in het andere. In Burgos was de refugio in augustus voor het eerst open gegaan. Het heet dat die slaapgelegenheid miljoenen heeft gekost. Gisteravond was er feest, waarbij ook alle pelgrims, we waren geloof ik met zijn zevenen, uitgenodigd werden. De vrienden van de albergue kwamen ter gelegenheid van kerstmis bij elkaar. Schalen vol eten en en flessen vol drank werden aangerukt. Om acht uur hield de voorzitter een toespraak en kon het eten en drinken beginnen. Dat duurde zo tot een uur of tien, toen ben ik maar naar bed gegaan. Converseren in het Spaans met mensen die geen andere taal spreken is tamelijk vermoeiend.
Weer in het donker vertrek ik. José is al weg, maar nog geen kwartier later heb ik hem al ingehaald, hij heeft weer pijnen, gisteren kwam ie ook pas om half zes binnen. Als ze in Burgos de straatverlichting uitdoen, wordt het moeilijker om de aanwijzingen te vinden. Gelukkig wordt het gaandeweg licht en om kwart voor negen kan je zeggen, dat het volledig licht is. Het landschap toont zich niet op zijn mooist vandaag, de zon schijnt niet. Eerst wandel ik nog tussen stedelijke verschijnselen van Burgos, zoals een verkeersoefeningsplaats, dan wordt het land leeg. Hier verbouwen de boeren graan, overal zijn enorme hopen stro te zien. Het stro schijnt geen waarde te hebben, want er ligt ook stro al jarenlang te rotten. In Hornillos zou een refugio zijn hebben ze me verteld in Burgos. En er zou ook een bar zijn met een comedor. Ik ben niet voorgelogen, maar alles is dicht. Een man vertelt me vanuit zijn deuropening, dat ik twee huizen verder de sleutel kan halen voor de refugio. Maar de sleutelhouder blijkt niet thuis te zijn. Dan maar doorlopen naar Sambol, nog zes kilometer verder. Al een keer of vier heb ik een aankondeging gezien dat de refugio daar wel open is. Hoe ik een kilometer of vijf verder ook kijk of speur er doemt geen dorp op, wel zie ik na een heuvel links voor me een schuur. Als ik dichterbij kom zie ik ook dat de gele vlek een afbeelding van de schelp is. Als ik de deur open trek, zie ik het interieur van mensen die meer idealen dan geld hebben. Er komt een man tevoorschijn die zich voorstelt als Patrick. Hij is Fransman en reist met twee paarden door Europa.
Er verschijnt ook een hospitalero, een jonge blonde Nederlandse vrouw. ‘k Ben blij dat ik eindelijk weer eens vrij Nederlands kan praten, denk ik dan nog. Maar al gauw blijkt het me dat ik in deze vrouw niet anders kan zien dan een enorme idealiste, die weinig relativeringsvermogen blijkt te bezitten. Oppassen dus wat je zegt. Elektriciteit is er niet. Water moet gehaald worden uit een bron ergens beneden. De vloer van de slaapkamer wordt verwarmd door een houtvuur eronder. Ik ben blij, dat ik gisteren een heel brood heb in geslagen plus nog wat kaas en mortadella, want in de verste verte is hier geen winkel te bekennen. Eén nacht kan ik het hier wel uithouden, maar ik moet er niet aan denken dat ik in deze benauwende sfeer van een star idealisme enige weken zou moeten doorbrengen. Morgen op naar Castrojeriz.

Ik wens iedereen prettige kerstdagen.



  • 19 December 2008 - 14:12

    Rene:

    prettige kerstdagen jan
    ik was in de gelegenheid
    om even te internetten
    erg leuk jan

  • 19 December 2008 - 14:46

    Gerrit:

    Weer aangenaam gelezen in jouw wandelverslagen. Zijn je Kerstdagen 'vrij' of wordt je geacht net als de wijzen uit het Oosten stug door te lopen? In elk geval: plezierige feestdagen en een leuke verjaardag later deze maand.

  • 20 December 2008 - 08:20

    Heinz + Christine :

    Hallo Jan,
    wir verfolgen Deine Reise weiter und notieren die Etappen. Bei Tag 97 ist erst einmal Schluß. Auch wir wünschen Vrolike Kerstdage.
    Alles Gute

  • 20 December 2008 - 16:43

    Maarten:

    toen ik mijn laptopje aanschafte nam ik mij voor om niet elke dag achter het apparaat te gaan zitten, maar dat kan ik niet volhouden. Door verschillende relaties wordt ik "bestookt" met berichten. Gelukkig allemaal aangename. Ik wens je een goede verdere reis en een goede 29e dag van deze maand.

  • 21 December 2008 - 12:29

    FRANS FRANCES:

    JAN WIJ GENIETEN VAN JE EETVERHALEN WAT IS DE
    WERELD TOCH EEN WONDER DRINK EVENWEL GEEN WATER UIT SLOOT OF PLAS DAN OVERKOMT JE NOG WAT DE VADER VAN ALIENOR V AQUITANIÈ OVERKWAM VERGIFTIGD JAWEL NÀ ZICH GELAAFD TE HEBBEN,HIJ HAALDE COMPOSTELLA NOG NET ALVORENS HIJ VOOR HET ALTAAR DOOD NEER VIEL..
    STRAF ,WIE WEET ALS AFVALLIGE VD KERK.

  • 22 December 2008 - 18:21

    Peregrinofrans:

    Hola peregrino Jan,
    Je boft enorm, de camino frances is in dit jaargetijde zeer rustig. En je beleeft een heel ander(winters)pad...

    Buen Camino,
    peregrinofrans

  • 24 December 2008 - 13:15

    Ans En Martin :

    Dag Jan,
    Het lijkt ons bijzonder om op kerstavond onderweg te zijn zoals er ruim 2000 jaren geleden ook mensen onderweg waren.
    Wij wensen jou langs deze weg sfeervolle kerstdagen ,een goede stap in het nieuwejaar en een gelukkig en gezond 2009.
    Venray,Ans en Martin Janssen.

  • 29 December 2008 - 20:25

    Teun En Mark:

    Jan, vanuit Deventer onze hartelijke gelukwensen met je verjaardag !! We hebben geen idee waar je nu zit. Ben je al bij Biarritz? En we denken dat er veel sneeuw op je weg is. We waren met de Kerst in Granada en vlogen za 27 dec. over je heen denk ik. Dus best wel dicht bij je.
    Alle goeds voor 2009 en vooral gezondheid !!
    Hartelijke groeten T + M

  • 30 December 2008 - 21:29

    Mart En Marian:

    Jan, ook van ons gelukwensen met je geboortedag, morgen de laatste dag van 2008 en voor jou een prachtig begin van het jaar,het doel van je wandelpad. Denk je ook al na over een rondrit met al die luxe 508 wagens, door het mooie landschap in je woonplaats. De beste wensen uit Enkhuizen, we nemen er één op je!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Spanje, Madrid

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

18 December 2009

Prettige feestdagen

18 Oktober 2009

Oost west, thuis best? Of eind goed, al goed

05 Oktober 2009

De laatste loodjes

27 September 2009

Kom je over de hond

17 September 2009

Es viva Espagna
Jan

Actief sinds 11 Aug. 2008
Verslag gelezen: 408
Totaal aantal bezoekers 86811

Voorgaande reizen:

25 Januari 2011 - 31 December 2020

Onbekende duur

15 April 2010 - 15 Augustus 2010

Omweg naar Rome

15 September 2008 - 15 April 2009

Mijn eerste reis

Landen bezocht: