Na regen, de zegen? - Reisverslag uit Parijs, Frankrijk van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu Na regen, de zegen? - Reisverslag uit Parijs, Frankrijk van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu

Na regen, de zegen?

Door: Jan Bloemendaal

Blijf op de hoogte en volg Jan

01 December 2008 | Frankrijk, Parijs

Dag 68, Woensdag, 19 november 2008, Saint Astier – Mussidan, 22 km.

Het is heerlijk zonnig weer op deze woensdag. De etappe is helaas maar kort. Als ik eindelijk om half twaalf koffie kan drinken ben ik in een restaurant dat zeker rekent op vijftig eters die middag en kwart voor twaalf mag ik al beginnen. Ik heb raak geschoten. Ik hoef niks te bestellen. Achter mekaar worden de gangen opgediend en om kwart over twaalf zit de hele zaak vol. De wijn staat al op tafel, het kaasplateau is royaal, er komt nog een dessert en dan een koffie. Nergens staat vermeld wat de prijs is voor het menu. Ik heb er ook niet naar gevraagd. Het blijkt dat de prijs belachelijk laag is. Op zulke restaurants, daar ben ik gek op. Geen gezeur van of, of, of het een of het ander, maar iedereen eet hetzelfde en het smaakt allemaal voortreffelijk.
Nog vijfhonderd meter,dan ben ik in het centrum van Mussidan. De tourist information houdt middagpauze, maar er hangt gelukkig wel een papier met het onderdak voor de pelgrims erop. Iets terug. Het is een particulier adres van een kinderrijk gezin. De kamer is prima en de prijs is bijna niks.
Ik installeer me, ga op zoek naar een adres voor internettoegang.
De supermarkt heeft geen brood meer en ik zwerf door het stadje op zoek naar een bakker. De drie gevestigde bakkers werken prima samen. Ze zullen alle drie nog de hele week gesloten blijven, om verschillende redenen. Ik voorzie me van een sandwich in een bar. Tijdens het zwerven door het stadje komen er heel hoog drie reusachtige vluchten ganzen over, op weg naar het zuiden. Een machtig gezicht deze drie V-formaties. Zou het winter worden?

Ik ben natuurlijk herhaaldelijk slachtoffer geweest van diefstal. Het meest werd ik bestolen in Zaïre, maar daar was mijn malaria toestand debet aan. Ik sloot de zaken niet meer af, want ik was ’s avonds te moe en dan interesseerde me de hele boel niet meer. ’s Morgens als je dan wakker was geworden, merkte je dat er weer wat weg was. Het vreemde was, dat er nooit in één keer een heleboel verdwenen was. Ik ben nooit tegen diefstal verzekerd geweest, niet alleen omdat de premies destijds vrij hoog waren maar ik zag het absoluut niet zitten om met een verzekeringsmaatschappij contact te onderhouden op wisselende adressen, als je ook nog na meer dan een jaar niet terug zult zijn in Nederland.
Doordat ik niet verzekerd was, had ik ook niet de ellende van de bureaucratische afhandeling in het land waar je bestolen bent.
In Togo kon het dievengilde er ook wat van. In Lomé verbleef ik lange tijd op dezelfde omheinde camping. Dan hoorde je ’s nachts een geschreeuw. Iedereen in rep en roer en je zag soms een gedaante over de omheining wegvluchten. Maar bij mij zijn ze nooit geweest.
Op dezelfde camping was ik wel bijna het slachtoffer geworden van oplichting. Het was in Togo erg moeilijk om aan visa te komen voor de volgende landen. Nigeria of Cameroen vroeg bij de visum aanvraag een aanbevelingsbrief van onze eigen ambassade, de zogenaamde letter of recommandation. De Nederlandse zaken werden in Lomé behartigd door de Belgen en de Belgen, of ze nu thuis zijn of in den vreemde, hebben gevoel voor humor. Tegen mij zeiden ze toen ik naar een letter of recommandation vroeg. “Neen, wij schrijven niet zo’n brief voor u, wij kennen u immers niet”.
Er meldde zich op de camping een Oostenrijker die bekend maakte dat hij wel voor visa en tickets kon zorgen. Als ik geen visum zou kunnen krijgen voor Nigeria, dat zijn groene grenzen had gesloten, zou ik eroverheen moeten vliegen. De man zei het voor me in orde te kunnen maken en vroeg de som van vierhonderd Duitse marken. Bij het overhandigen van het paspoort met geld kreeg ik opeens het gevoel, dat ik opgelicht werd. Ik raadpleegde de campingeigenaresse, een Zwitserse, die me bezwoer dat er geen grotere schurk in Lomé rondliep, dan dit figuur. Terug naar de man vertelde ik hem, dat ik nog een weekje wilde wachten. Zonder problemen gaf hij mij geld en paspoort terug. Hij had meer mensen te grazen genomen. Niemand wilde geloven wat de campingeigenaresse mij verteld had. Toen de man op dinsdag niet kwam opdagen met de beloofde visa en tickets heette het dat hij gezegd had op donderdag terug te zullen komen. Op donderdag gold het zelfde, maar nu heerste de mening dat hij op zaterdag beloofd had terug te zullen komen. Na een week of twee was iedereen er toch wel van overtuigd dat er wat mis was. Nog later werd er aangifte gedaan bij de politie. Ik lachte in mijn vuistje.
In Bangui, de hoofdstad van de Centraal Afrikaanse Republiek was het ook één grote dievenbende. Ik kwam hongerig moe en dorstig de stad binnen, zette de fiets tegen de gevel van een café en ging naar binnen. Ik kon door het ontbreken van een stuk hardboard om een kapotte ruit te dichten net de trapas van de fiets zien en een stuk van het frame. De kastelein vond het beter dat ik de fiets binnenzette. Buiten bleek het me dat na nog geen tien minuten het dievengilde zijn slag al geslagen had. Tassen open gesneden, tent weg, slaapzak weg en nog een paar dingen meer. Een halve dag later probeerde ik de markt om te kijken of mijn eigen spullen ook te koop werden aangeboden, maar ik vond ze niet. Ik moest mijn toevlucht zoeken bij Europese reizigers die in Bangui hun reis beëindigden, vandaar terug naar huis vlogen en dan hun spullen wel wilden verkopen.

In Pretoria, een van de drie hoofdsteden van Zuid Afrika parkeerde ik mijn kale fiets tegen een paal bij een bar. Toen ik een uur later weer naar buiten kwam was de fiets weg. Niemand had iets gezien. Ik besloot aangifte te doen, trof op het politiebureau een verschrikkelijke droogstoppel van een ambtenaar en hield geen enkele hoop over om via de politie de fiets terug te mogen verwachten. Terug bij de bar, loofde ik onder de zwarte illegale drankverkoopsters, die voor de bar stonden een beloning van zo’n vijftig Euro uit als ze er voor zorgden dat ik mijn fiets terug kreeg. Na een kwartier werd me doorgegeven dat er buiten een vrouw stond die inlichtingen had. Die vrouwen mochten niet binnen komen in de bar, omdat het een bar was voor alleen blanke mannen. Mijn fiets was gesignaleerd in de cloackroom. Dat was het bagagedepot van de spoorwegen. Daar stond ie met het kettingslot er nog omheen. Niemand deed moeilijk, een reçu kwam er niet aan te pas. Dat ik het cijferslot zonder problemen kon openen vormde bewijs genoeg dat ik de eigenaar was.

De meest drastische diefstal waarvan ik slachtoffer werd, was enkele jaren geleden, in Europa. Om precies te zijn in Litouwen. Ik was met de fiets naar Santiago de Compostela geweest en wilde op de thuisweg over Finland terug naar Nederland. Drie maanden had ik al gefietst, drie kwart van de reis zat erop. De tweede dag in Litouwen, het was zaterdag, werd ik wat nonchalant. Ik zette mijn tent op naast de kerk, midden in een dorp. Rondom die kerk was een stenen muur gebouwd. Van de weg af konden ze me niet zien. Ik dacht dat ik daar veilig genoeg stond. Ik liet mijn spullen achter en ging naar de bar honderd meter verder. Dronk wat en was nog voor het donker werd terug in de tent. Tegen een uur of twee zocht ik een zakdoek, die altijd aan het hoofdeinde lag, Ik voelde geen zakdoek. Ik vond het vreemd dat ik de ritssluiting van de tent niet dicht gedaan had. Maar voordat ik het schuifdingetje kon vinden, zag ik dat het geen opengebleven rits was, maar een grote snee in het doek. Ook de stuurtas met fotocamera, telefoon, reservegeld en papieren miste ik. Langzamerhand werd ik wakker. Ook de beide tassen aan het voeteneind waren weg. “Dan zal de fiets ook wel weg zijn”, schoot het door me heen. Helaas had ik juist gedacht. Ik werd klaar wakker, maar wat kon ik doen? Mijn schoenen stonden er ook niet meer. Mijn kleren had ik nog en ook mijn contactlenzen, die ik voorlopig nog niet in kon doen, want het was nog te donker. Om drie uur was het voldoende licht geworden om de zaak eens serieus in ogenschouw te nemen. Ik had inderdaad geen boze droom gehad. Al was dat beslist geen troost. De overgebleven spullen deed ik in de pungel die ik van mijn slaapzak maakte en daar sloop ik heen als een dief in de nacht. Niemand te zien natuurlijk en de politie vond ik ook niet. Wel zag ik een telefoonkap, waar ik gratis de politie kon bellen. Een stem meldde zich. In mijn beste Litouws zei ik:”Holanda, problema” “De stem weer: “Moment”, waarop het grote wachten begon. Na tien minuten viel de lijn weg. Gelukkig kreeg ik dezelfde stem weer, “Holanda, problema”, zei ik weer en ik hoorde opnieuw: “Moment”. Toen werd het stil tot een kwartier later een stem in het Engels mij vragen begon te stellen. De vragen werden zo emotieloos opgedreund, dat ik me afvroeg of ik met een Engels sprekende computer verbonden was, maar het bleek een echte politieman te zijn die wat Engels geleerd had. Verhaal gedaan en toen kwam de vraag:”waar ben je?” “In Sefa”, antwoordde ik, maar er bestond geen Sefa. Dan moest het zeker Fesa zijn. Dat het niet “Safe” was had ik al gemerkt en ik hoopte ook dat het maar een voorbijgaande “Fase” zou zijn. Maar hoe ik de letters ook hutselde en spelde, het lukte niet, duidelijk te maken waar ik stond te bellen. “Kom maar naar ons toe!”, zei de stem weer en in mijn wanhoop zei ik nog: “Ik sta in Sefa, naast de kerk”. Toen klonk de alles duidelijk makende vraag “Wat is de kleur van de kerk?” Nauwelijks had ik de stem verteld dat de kerk wit was, of het gesprek werd beëindigd met “wacht”. Daar stond ik weer!
Een half uur later een burger met een auto, die dicht bij me parkeerde zonder me aan te spreken. Hij nam zijn mobiel en ging bellen. Weer drie kwartier later een manschappenwagen van de politie, model 1949 of mogelijk nog ouder. Vier geüniformeerde politieagenten en een agent in burger plus een hond. Het was inmiddels zes uur geworden.
Tijdens het noteren van het proces-verbaal passeerde de man die ik als mogelijke verdachte had aangemerkt, omdat ie de vorige avond in de bar zich opmerkelijk anders had gedragen naar mij toe dan de anderen. Twee politiemensen knevelden hem vakkundig, maar er was geen aanwijzing dat hij iets met de zaak te maken had. Wij bezochten nog twee adressen waar we in hoeken en schuren keken of er mogelijk ook een Gazelle Bahia te vinden was, maar vonden niks.
Ik mocht meerijden naar het bureau in de stad, twintig kilometer verder. Wachten, wachten, tot dat de tolk me ’s middags op de bus zette naar de honderd twintig kilometer verderop liggende hoofdstad Vilnius. Daar overnachtte ik in een hotel. De volgende morgen naar onze ambassade voor het aanvragen van een nieuw grenspapier. Even stond ik wel met mijn oren te klapperen toen ik te horen kreeg dat de Belgische ambassade dergelijke zaken behandelde. Op dus naar de Belgen, formulieren invullen, foto’s laten maken en ’s middags om exact drie uur, zoals me beloofd was, kon ik mijn nieuwe, tijdelijke document in ontvangst nemen. Ik had inmiddels besloten met de reis te stoppen en zo gauw mogelijk naar huis te gaan.
Na een busreis van zes en dertig uur stond ik in Utrecht. Vandaar met de trein naar huis.
Drie maand later kreeg ik een brief van de politie in Litouwen. Het onderzoek was stopgezet, resultaat nihil. Dit gebeurde in 2003.
In 2007 trok ik opnieuw met de fiets door Litouwen. Ik was in Estland begonnen en kwam door Litouwen op weg naar de Oekraïne. Ik bereed een prachtige Koga Myata, een heel wat betere en duurdere fiets dan de Gazelle Bahia, die me in 2003 gestolen werd.
In 2008, dit jaar dus, was ik weer in Litouwen, nu op de terugweg met de camper van de Noordkaap naar huis. Op de fietsenstandaard achter op de camper vervoerde ik de Gazelle Bahia die ik destijds aangeschaft had ter vervanging van de gestolen Bahia. Het dievengilde in Litouwen moet echt geen verstand hebben van fietsen, want de Koga mocht ik houden en de tweede Bahia was ik na de eerste nacht in Litouwen ook al weer kwijt. De ketting van het slot was gewoon doorgeknipt en de fiets meegenomen toen ik lag te slapen of toen ik mijn ochtendwandeling maakte. Ik heb maar geen aangifte gedaan, want ik was toch niet verzekerd.

Dag 69, Donderdag, 20 november 2008, Mussidan – Sainte-Foy-la-Grande, 29 km.

Voor dat ik vertrek drink ik nog een paar grote kommen koffie met de vader van het gezin, een prettige vent. Wij babbelen leuk over van alles en nog wat. Dan, om half acht gaat de grote mars beginnen. In één ruk loop ik de bijna dertig kilometer. Nergens is er onderweg ook maar één horeca bedrijf om even te rusten. Om negen uur begint het te motregenen en warempel om tien uur is het al weer droog. Als ik om half twee in Sainte Foy aankom, schijnt de zon. In Sainte Foy is twee keer per jaar een grote markt. Vandaag is de herfstmarkt. In het restaurant waar ik denk zuurkool te kunnen eten, vind ik voor de zuurkool de hond in de pot.
De tourist informatie verschaft mij drie pelgrims overnachtings adressen. Op het eerste adres worden ook daklozen ondergebracht, daar heb ik weinig zin aan. Het tweede adres klopt niet en het derde adres is een refugio van de kerk, dat voor het tweede seizoen draait. De pastoor die op het adres in vergadering is, doet open en belt de beheerster. Een kwartier later word ik ingewijd in het gebruik van bed, douche en keuken. Het is werkelijk fantastisch wat hier allemaal mogelijk is. Ik kan koffie zetten, koken, er staat een mand met walnoten en weet ik wat niet allemaal. Ik had me al verzoend met de gedachte weer eens in een duur hotel te moeten slapen, maar dit is beter dan het beste hotel.

Vandaag schoot me onderweg nog een geval van diefstal te binnen, dat achteraf een leuk verhaal oplevert.
Ik had ergens in Brazilië mijn intrek genomen in een hotel naast een bar. Ik schafte mij wat Braziliaanse muziek aan op tape, ging naar de bar en zat daar naar de muziek te luisteren via de mooie recorder van omroep Gelderland. Stom natuurlijk om met die recorder te koop te lopen. Voordat ik ging slapen luisterde ik in bed nog naar een stukje muziek, deed de koptelefoon af en legde de installatie naast me op het nachtkastje. Vroeg in de morgen schrok ik wakker. Aan het voeteneinde van mijn bed stond een grote zwarte kerel. Ik greep naar het nachtkastje, maar waar ’s avonds de recorder had gelegen, was nu een lege plek.
Ik sprong het bed uit en haastte me naar de portier. “Mi grabadora, mi grabadora!”. De rest moest ik in gebaren uitleggen. De politie werd gebeld en verscheen in een bestelauto met het opschrift:”Politie, afdeling overvallen en berovingen”. Leuk voor de buren, zo’n opschrift. Maar ik kon de kerel die aan mijn bed had gestaan beschrijven, hij had een kamer in hetzelfde hotel. De politie doorzocht de kamer, maar vond niks. Ja die kerel zou ook wel gek zijn om de recorder op zijn kamer te verbergen. De verdachte en ik moesten allebei mee naar het bureau. Onderweg werd een tolk opgepikt die bijna net zoveel Engels kon als ik Portugees. Je zou haast zeggen, dan moet het toch lukken om proces-verbaal op te maken. En dat lukte ook wel, dankzij mijn kennis van het Portugees. De verdachte bleef ontkennen en werd heengezonden. Mij hielden ze nog even vast, want ik had verteld, dat ik reclasseringsambtenaar was geweest en ik had uitgelegd wat dat inhield. Ze namen me mee naar twee grote cellen, die allebei vol zaten met een stuk of twintig gevangenen, wezen er hier en daar een gevangene aan en vroegen dan aan mij wat zo een misdadiger voor straf zou krijgen in Nederland.
Daarna brachten ze me weer keurig terug naar het hotel. Resultaat van het politie onderzoek? Juist, precies wat ik verwacht had.

Dag 70, Vrijdag, 21 november 2008, Sainte-Foy-la-Grande – Saint Ferme, 26 km.

Dankzij de koffie die ik niet meer gewend ben te drinken, maar die ik hier royaal gezet heb in dit refugio, slaap ik slecht. Als ik naar buiten kijk regent het ook nog, maar als ik de deur uitstap is het droog. Dat zal het niet lang blijven. Hoewel de regen niet veel voorstelt, word je er toch nat van. In Pellegrue, zeven kilometer voor het eind van deze etappe is een restaurant. Prompt om twaalf uur ga ik er zitten. Het is weer zo’n restaurant, waar de wijn al op tafel staat en waar je niks hoeft te bestellen. Wat me nog nooit overkomen is in een dergelijke gelegenheid, gebeurt nu. Om half één ben ik nog steeds de enige gast. Dan iets na half één verdubbelt zich het aantal gasten en als ik om één uur wegga, blijven er vier eters achter.
Nog zeven kilometer in de regen scheiden me van Saint Ferme, een dorpje van niks. Al drie etappes eerder heb ik reclamemateriaal gevonden van de refugio die er dit jaar in mei geopend is. Hoewel het dorp uitgestorven is, is de tourist informatie open. Wat een heerlijke Franse instelling toch. ‘k Had gerekend op de refugio en ik heb weinig zin in de regen nog verder te wandelen naar een dorpje waar dan vast niet meer slaapmogelijkheden te vinden zullen zijn dan in dit grijze en grauwe dorpje. Maar er is een mogelijkheid te slapen op een boerderij. De boer wordt gebeld en er is plaats. De man staat in de regen al naar mij uit te kijken als ik eraan kom. Ik kan een royale kamer betrekken met avondeten en ontbijt voor bijna niets. In de keuken drink ik een biertje. De man is al acht en tachtig, bewoont helemaal in zijn eentje deze enorme boerderij. Dit jaar augustus is zijn vrouw overleden. Dat is nou al de derde persoon op deze wandeling die me vertelt dat de partner dit jaar is overleden.
Doordat hij in de oorlog krijgsgevangene is geweest in Duitsland, spreekt de boer ook nog wat Duits. Als er even later een vrouw zich aanmeldt, laat de wijnboer me alleen achter in het huis, hij gaat met de vrouw mee om zijn auto uit de garage op te halen. Het schijnt de gewoonste zaak van de wereld te zijn, dat je meteen zo’n vertrouwen krijgt.
Gelukkig dat ik niet verder gelopen ben, want als ik hier een uurtje zit regent het stevig.

Hier in Frankrijk wemelt het van de richtingbordjes. Ieder klein gehucht wordt aangegeven. Wat mij opvalt is dat er in heel veel plaatsen een gehucht is dat “Le Breuil” heet. Deze naam kennen we in Nederland ook, misschien iets anders geschreven. In Ruurlo vinden we de buurtschap “De Bruil”. In Ede is een wegenbouwer “Bruil”. Misschien komt zijn naam ook wel van een buurtschap. Ik zou wel eens willen weten of het Nederlandse Bruil en het Franse Breuil hetzelfde is en wat het betekent. Misschien is er iemand die er aardigheid aan heeft om dit eens uit te zoeken.
Er zijn in oost Nederland veel buurtschappen die de Heurne, de Huurne of zoiets dergelijks heten. Die kom je hier ook wel tegen, maar dan heten ze cornu, wat ook hoorn betekent. De betekenis van Heurne en hoorn is uithoek. Misschien is er met bruil ook zo iets dergelijks aan de hand.
Van de week liep ik een paar dagen langs de rivier de Isle. Die kennen we in Nederland ook, al is hij dan bij ons ook verhollandst tot IJssel. Zou zo maar kunnen dat de Franse Isle en de Nederlands/Duitse Issel dezelfde betekenis hebben. Misschien wel Keltisch van oorsprong. Net als met de Rijn en de Rhone. Misschien is dat ook wel hetzelfde Keltisch woord.. Misschien wel een algemeen woord voor rivier.

De boer vraagt me naar de keuken te komen, daar is het warmer dan op de slaapkamer. Daar zitten we dan aan weerszijden van een lange tafel in de grote boerenkeuken. De boer puzzelt aan een kruiswoordpuzzel. Boven de tafel brandt een tl-buis. In zijn eigen schaduw puzzelt ie in een tijdschrift. ‘k Snap niet, dat ie iets zien kan.
Hij kookt zelf en brengt een vier gangen menu op tafel, waar het doorsnee restaurant zich niet voor zou hoeven te schamen. De hoofdschotel is sperciebonen met worst. Geen varkensworst, maar worst de canard. Eendenworst dus. Bij het eten presenteert hij wijn van het eigen château., Het grootste gedeelte van de grote fles slok ik op. ’t Is ook zo lekker.
Speciaal voor zulke gelegenheden heb ik op mijn USB-stick een serie foto’s. De boer is zeer geïnteresseerd om ze allemaal te bekijken. ’t Is lekker warm en goed toeven in deze boerenkeuken.

Dag 71, Zaterdag, 22 november 2008, Saint Ferme – La Reole, 20 km.

Als ik om half acht na een goede nachtrust terugkom in de keuken, zit de boer al te eten. Er staat een grote pot koffie voor me klaar. Het ontbijt is niet alleen zoete jam, maar ook geitenkaas. Buiten lijkt het al dag te worden, een blauwe hemel is door het venster te zien. Ik krijg een mooi stempel in mijn credentiaal. Om acht uur stap ik de deur uit. De eerste tien kilometer zijn heerlijk rustig, de zon komt op en het is een genot zo te mogen lopen door deze wijngaarden. De druiven zijn al lang geoogst, maar de trossen die bij het oogsten te klein waren om mee te nemen, hangen nu overal hapklaar aan de struiken. Oppassen natuurlijk, dat je geen rotte druiven mee naar binnenslurpt, maar verder is het heerlijk. Om bijna twaalf uur ben ik in La Reole, eindpunt voor vandaag. De tourist informatie is moeilijk te vinden, maar nog wel open. Weer zo’n Française die onverstaanbaar ratelt en geen andere taal spreekt. Ook de pensionhoudster naar wie ze me verwijst is een Franse ratelaarster. Niet altijd helpt het bij dergelijke Franse ratelaars te vragen of ze in het Engels willen ratelen. Morgen ga ik een ratelaar niet alleen vragen over te gaan in het Engels, maar als dat niet helpt, ga ik in de adempauze dat dit slag mensen af en toe nemen moet, gewoon zeggen dat ze gelijk hebben. Dat is goed Achterhoeks gebruik, daar zeggen we toch ook als iemand niet naar rede wil luisteren “Joa, joa”. Ik heb geen zin meer om te proberen de ratelaars te verstaan, wat ze ratelen is totaal niet ter zake doende. Ik geef ze gewoon gelijk en ga dan mijn vraag herhalen. Het is verdomme om uit je vel te springen, maar ik heb zes jaar les genomen om de Franse taal een beetje onder de knie te krijgen en hier kunnen ze vaak nog niet eens de moeite nemen om zes minuten langzaam en duidelijk te spreken, zodat we mekaar een beetje kunnen verstaan.

Dag 72, Zondag, 23 november 2008, La Reole - Bazas, 29 km.

Waar ik nou hier toch terechtgekomen ben na een behoorlijke maar gelukkig droge dagmars is me het eerst half uur nog niet duidelijk. Het is vandaag wel weer Frankrijk op zijn zondags. Alsof alle mensen in bed liggen. Om half vier meld ik me op de pastorie voor een overnachting. Keurig staat er vermeld wanneer men de deur open kan doen, maar dus niet op zondag. Als ik weg wandel parkeert een man zijn wagen. Hij blijkt wat met de kerk te maken te hebben, noemt ook een adres dat op mijn papier staat. Bellen helpt niet want ik krijg het antwoordapparaat. Hotels schijnen er in deze tweeduizend jaar oude stad niet meer te functioneren. Wonder boven wonder blijkt er een bar open. De kastelein weet ook geen hotel. Maar raadt mij aan aan de kathedraal aan te bellen. Lauloenen, zowel buiten als binnen in de kathedraal is geen enkele deur te vinden waarachter iemand gehuisvest zou kunnen zijn. Net als ik naar buiten wil gaan, houdt het orgelspel op en komt de man die ik al eerder gesproken heb de trap af. Hij blijkt de organist te zijn, die even naar buiten moet, want hij wil een sigaretje roken. Ik zou de andere deur aan de pastorie moeten proberen, want daar woont de pastoor. Hoewel ik al wel beter weet, doe ik toch maar wat de man zegt, om van zijn hulp verzekerd te blijven. Even later bel ik het antwoord apparaat maar eens. Tot mijn stomme verbazing meldt zich een levend persoon die een enorme zucht slaakt als ik om onderdak vraag. “Vanavond niet”. Maar ik krijg drie telefoonnummers doorgerateld van een ander adres. Het helpt geen zier, dat ik vraag om langzaam de nummers op te noemen. De organist helpt me en belt een nummer. Daar is plek voor me. Een andere vent die er net bijgekomen is zal me er met de auto naar toe brengen. Nu mijn principe vasthouden en niet gebracht willen worden, doch een wandeling van een half uur door de regen prefereren? De tweestrijd duurt maar even. Principes zijn er om overboord te gooien, dat is ook een principe van me. In een paar minuten sta ik bij een echt kasteel dat zich presenteert als chambre d’hote. Dat lijkt een dure boel te worden, doch als ik even rondloop zie ik een papier waarop “hier is de gite” staat. De deur is open, ik sta in een goed verwarmd vertrek met zes bedden, waarvan er minstens één in gebruik is. Hoe ik ook schreeuw, er meldt zich geen mens. Wel springt er een grote zwarte kat van een bed af. Ik pak een bed en installeer me maar. Achter een houten muur waardoor het vertrek in tweeën gedeeld is, brandt licht en ik hoor iemand schuifelen. Mijn hallo geroep wordt ook beantwoord door een vrouwenstem, maar er meldt zich niemand. Na een uur hoor ik buiten wat en ik zie dat er licht brandt in het kasteel. Ik meld me en word wegwijs gemaakt in de gang van zaken. Ik word geacht zelf mijn bed op te maken. Van de prijs sla ik bijna achterover. Voor hetzelfde geld heb ik hier in Frankrijk ook al in een hotel geslapen. Maar wat wil je? De straat op? En dan?
Van de overige vijf bedden zullen er omdat het weekend is hooguit twee beslapen worden. Het zijn mensen die aan de nieuwe weg werken.

Dag 73, Maandag, 24 november 2008, Bazas – Le Billon, 27 km.

Le Billon is geen plaatsnaam, maar de naam van een huis, diep in de bossen verstopt, even verder dan Captieux. Net voor sluitingstijd kan ik me nog melden in Captieux op het Hotel de Ville, zoals een gemeentehuis soms ook wel genoemd wordt. Ik heb er net een mars opzitten van 19 kilometer en volgens de beschrijving zou er een gemeentelijke onderkomen zijn hier. “Neen, het gemeentelijk onderkomen is er niet”, maar er wordt voor mij gebeld naar Le Billon, een onderdak bij particulieren. Ja, ik ben er welkom. Eerst maar een restaurant op zoeken en dan verder wandelen.
Na de maaltijd zijn de donkere wolken waaruit het vanmorgen behoorlijk regende, verdwenen en de zon schijnt overvloedig. Ik wandel zelfs zonder jas. De route voert al sinds het licht worden vanmorgen over het traject van een opgeheven spoorweg. Dat dit traject weinig te maken heeft met de historische Jacobsroute lijkt me zonneklaar. De beschrijving vermeldt dat deze route een compromis is tussen twee stromen routebepalers. De ene kant wil de route zo historisch verantwoord mogelijk opduikelen, De andere stroming wil de weg aanpassen aan de mogelijkheden van de tijd. De laatste stroming, lijkt me trouwens historisch gezien de meest verantwoorde. In de historie bleef de route ook niet ongewijzigd. Rivieren verlegden hun loop, waardoor ze niet meer op dezelfde plekken doorwaadbaar bleven. Er ontstonden nieuwe moerassen die omzeild moesten worden. En richtingbordjes waren er niet. Ik stel me voor dat de pelgrim vaak de weg moest vragen. Niet iedereen zal het zelfde doel over de zelfde weg verklaren.
In ieder geval loopt het lekker over deze oude spoorbaan. Om kwart voor drie ben ik op mijn overnachtingsadres, totaal verschillend van de afgelopen nacht. Alleen de prijs is precies hetzelfde. Maar nu krijg ik er een eigen huisje voor met huiskamer, slaapkamer en badcel. Keurig verwarmd allemaal. Ik heb een hele keukeninrichting tot microwave aan toe. Ik moet zelf koken, maar de benodigde spullen zitten allemaal bij de prijs inbegrepen. Zelfs een halve liter wijn wordt me verstrekt. Mijn schoenen worden om te drogen meegenomen door de beheerster, een teer en broos vrouwtje, dat niet ver van de tachtig af zal zijn.. Ik krijg zelfs een centrifuge vol sla en een stuk brood.
Soms val je van het ene uiterste in het andere, al moet ik zeggen, dat ik de afgelopen nacht toch goed geslapen heb. Het was vanmorgen de eerste keer, dat ik niet voor het alarm afging, wakker was.

Dag 74, Dinsdag, 25 november 2008, Le Billon - Roquefort, 25 km.

Dit Roquefort heeft niks met de kaas van die naam te maken. De kaasmakerij vindt plaats in Roquefort in de Aveyron. Wat hier bijzonder is zou ik niet weten. Gisteravond laat heb ik nog een theedoek overhandigd gekregen, een duidelijke wenk, dat ik geacht word zelf af te wassen. Om acht uur, als het net licht geworden is, vertrek ik. Eerder zal niet gegaan hebben, omdat hier tussen al die bomen nergens straatverlichting brandt. Gisteravond heeft mevrouw Terrasse me gewezen hoe ik lopen moet om weer op de beschreven route te komen. Twee kilometer ben ik afgedwaald, dan kom ik bij een klein station van de opgeheven spoorweg en ik vervolg de weg over de oude spoorbaan. Dan maak ik een fout. Bij een afweg staat een tekst dat als je hier rechts afslaat de tocht minder inspannend wordt. Het scheelt vijf à zes kilometer, staat er. Het is echt geen verzinsel, maar wanneer me blijkt, dat deze route de dagetappe vijf kilometer langer maakt, kan ik niet meer terug. A lee, het is niet anders. Doorlopen en niet omkijken. Als ik in een dorpje koffie drink, blijkt het dat ik drie kilometer links van de route ben aangeland, terwijl ik rechts van de route ben afgeweken. Rara hoe kan dat? Het blijft zonnig, onder een stralend blauwe hemel. De temperatuur is laag. De weinige mensen die ik tegenkom maken allemaal een opmerking over de kou, tot de politie aan toe, die naast me stopt en vanuit de goed verwarmde wagen vraagt of ik het niet koud heb. “Welnee, de zon schijnt toch”. Raar volk die Fransen, de regen van de voorbije dagen was veel kouder dan deze lage temperatuur met stralende zon. Toch nog met etenstijd, het is bijna twee uur ben ik in Roquefort. Als ik in het eerst beste horecabedrijf waar ik ben neergestreken een telefoonnummer lees, blijk dat hetzelfde te zijn als wat op mijn beschrijving vermeld staat als meldadres voor de overnachtingsmogelijkheid. De patron brengt er mij naar toe aan de overkant van de brug. Daar is een refugio met vier bedden. Eén bed wordt ingenomen door een dakloze. Meer slapers zullen er vannacht wel niet komen. De gelegenheid is klein, maar ziet er netjes en verzorgd uit. Kosten zijn er voor mij niet. Ik zou hier slapende rijk kunnen worden. Na de douche en het andere pakkie an, ontferm ik me over mijn laptop. Mijn medebewoner blijft de hele tijd, uren lang naast me staan naar buiten staren als een soldaat die op wacht staat. Als ik hem vraag waarom hij niet gaat zitten, krijg ik zoiets ten antwoord als wanneer ik sta, dan ben ik groter. Nou van mij mag ie.
Morgen naar Mont de Marsan.

Vraagt die bezorgde politie me vandaag zomaar of ik het niet koud heb. Ze hebben me ook weleens wat anders gevraagd, om niet te zeggen dat de politie me nog nooit eerder gevraagd heeft of ik het koud had. Meestal bevatte de vraag van de politie maar één woord: “Paspoort!”, klonk het dan. Als dat de eerste vraag is die de politie je stelt, klinkt het zeer verademend als de politie in het volgende land je dan eens vraagt:”Wat is uw naam?” Bij “Paspoort!”, immers word je geacht het paspoort op te hoesten. Je hebt dan als dat paspoort uit handen gegeven is meteen het gevoel, dat je geen beschikking meer hebt over je eigen identiteit. Maar als de politie je dan naar je naam vraagt, heb je het gevoel dat er uit gegaan wordt van een vertrouwenssituatie waarin iedereen natuurlijk een fout kan maken.
In Togo overkwam me beide op dezelfde dag. Vaak was ik onderweg van het noorden van Togo naar de kust in het zuiden door de politie aangehouden. “Paspoort!”, klonk het dan en dan werd er gekeken naar het stempel van Togo bij binnenkomst, dat ik niet had. Dan werd ik een nachtje vastgehouden, zodat ik meteen een slaapplaats had en de volgende morgen bleek het dan geen probleem meer te zijn dat er geen binnenkomststempel in mijn paspoort stond. Dan had je een avond met zo’n agent zitten praten over alles en nog wat en hij begon je een aardige kerel te vinden en had medelijden met je omdat je door de politie werd vastgehouden, terwijl hij zelf die politieagent was. De volgende morgen kon je dan gewoon verder fietsen.
Niet ieder politiecontact in Togo verliep echter volgens dit patroon.
Na een goede week fietsen door het land van noord naar zuid, bereikte ik op een zondagmiddag de kust in Lomé, de hoofdstad. Ik ging aan het strand liggen, dat kon nog best in november in deze omgeving. Tegen het eind van de middag brak ik op om te gaan eten in de stad, met in mijn achterhoofd de gedachte hier op het strand in mijn tent de nacht door te brengen. Toen ik het strand verliet zag ik dat ik voor het gebouw van de Assemblée Nationale had gelegen, zeg maar de Tweede Kamer. Ik begreep, dat dat niet zo’n geschikte plek was om ’s avonds de tent neer te zetten, immers dergelijke gebouwen worden meestal bewaakt door personen die het zekere voor het onzekere nemen en al het onzekere en ongewone uitbannen. Dus, toen ik enige uren later terugkwam, zette ik een eindje verder mijn tent op, niet beseffend dat ik voor het presidentiële paleis lag. Ik lag nog maar een uur, toen ik aan alle kanten in het licht gezet werd. Soldaten vroegen me waarmee ik bezig was, maar ze gaven me toestemming daar te blijven., ’s Morgens, nog voor het licht geworden was, herhaalde zich het ritueel. Aan alle kanten stond ik in het verblindende licht van vele militaire wagens. Nu moest ik opbreken en ik werd begeleid in de richting van de stad af, waar een streep over de straat getrokken werd met een steen en er werd erbij gezegd, dat ik daar niet meer overheen mocht komen.
Zal best wel. Ik ging zitten op een bank en wachtte de komst van het daglicht af. Deed toen mijn contactlenzen in en net toen ik ongeveer licht genoeg had om verder te gaan verscheen er een jeep met twee heren in burger, die mijn paspoort vroegen. “Nou, laat eerst jouw legitimatie maar zien, waaruit blijkt dat je het mijne mag opvragen!” De kerel loopt terug naar de jeep en ik pak mijn fiets en rij weg. Net over de streep waar ik niet meer over mocht. Ik had best begrepen dat die jeepmensen officiële personen waren, alleen ze hadden zich nog niet als zodanig gepresenteerd, dus wat had ik met hen te maken? Ik rij als een gek over straat om maar zo ver mogelijk weg te komen van de jeep, maar moet daarbij een wachtpost van het paleis passeren, waarop ik niet gerekend heb. De wacht echter wel. Hij krijgt een sein van een van de jeepmensen en komt op me af. Ik kan hem niet ontwijken en vakkundig word ik van de fiets afgetrokken en vastgehouden tot de jeepmensen arriveren. Ik vraag dan maar niet meer naar hun legitimatie. Meekomen dus.
Meekomen naar de achterkant van het paleis, waar deze mensen hun kantoor hebben.

Dag 75, Woensdag, 26 november 2008, Roquefort – Mont de Marsan , 22 km.

De routebeschrijving vermeldt 29 kilometer voor de afstand tussen beide plaatsen, maar dat ga ik niet volgen, want je moet een grote boog maken terwijl het ook rechtstreeks kan, weliswaar langs een drukke verkeersweg, maar om half zeven als ik de deur uitstap heb ik weinig keus, het is nog potdonker en ik kan de beschrijving toch niet lezen. Het heeft gevroren en de temperatuur is nog onder nul. Mij deert het niet, maar iedereen met wie ik vandaag een praatje maak begint erover. Nou ja, warm is het niet, maar het is windstil en als je loopt, loop je je warm. Regen is veel kouder, maar daar heb ik niemand over gehoord. Ook niet de drie mensen die aan het begin van Mont de Marsan me stuk voor stuk aanspreken binnen tweehonderd meter en die me alle drie vertellen ook naar Santiago gelopen te hebben. Als dat zo door gaat, hoe lang zal het dan duren voordat ik de stad door ben? Maar, het blijft bij drie mensen die over Santiago beginnen. Op dus naar de tourist informatie, die me kan vertellen waar de pelgrims slapen. Over die tourist informaties raak ik eigenlijk niet uitgesproken. Behalve op zondag, zijn ze altijd open. Soms sluiten ze voor het middag uur. Ze zijn ook altijd te vinden, in het centrum en dan ook nog vaak op het gemeentehuis. Zo ook hier. Er is een refugio om de hoek, gratis wordt er bij gezegd. Na het eten eerst de sleutel ophalen op een adres en dan even verder is de refugio. Een prachtige gelegenheid, het vroegere stadsbadhuis. Er zijn vier bedden, maar ik heb er maar eentje nodig. Best mogelijk dat ik vannacht een paar dekens van de andere bedden erbij betrek, want het blijft koud en ik ben toch alleen. In het register zie ik dat ik de twee Canadezen, die eerst een week voor me uit waren, hier vijf nachten geleden geslapen hebben. Ik zal ze wel niet meer in halen, want ze gaan maar tot Saint Jean Pied de Port, dat ik over zes dagen hoop te bereiken.

Hoe ging het verder met me in Lomé? Eigenlijk niet zo goed. Ik werd meegenomen naar achter het paleis en daar begon het gezoek om iets fouts te vinden. Welaan dan deze lieden waren zo snugger om te kunnen constateren dat het binnenkomststempel van Togo ontbrak. Zij wisten dus kennelijk dat ik zo’n stempel moest hebben. Ze maakten echter de fout te menen dat ik mij diep zou schamen als ik thuisgekomen mijn paspoort aan familie vrienden en bekenden zou laten zien en deze vrienden en familie zouden me vragen waar toch het binnenkomst stempel van Togo te vinden zou zijn. Wellicht heeft niemand van familie, kennis of andere contacten ooit geweten dat als je Togo binnenkomt, je dan een stempel krijgt. Maar goed. Ik had me kennelijk niet aangepast genoeg gedragen dus er moest wat gevonden worden en het hielp niet dat ik al zei dat ik er geen bezwaar tegen had dat mijn paspoort alsnog voorzien werd van een stempel. Neen, daarvoor was de zaak veel te ernstig. Ik was nu in handen van de politie die het paleis bewaakte, maar de gewone stadspolitie zou de zaak verder in behandeling nemen. Er verscheen een taxi met een laadbak en daarop moest ik mijn fiets en bagage vastbinden. Zelf mocht ik naast de bestuurder plaatsnemen, die opdracht kreeg bagage en persoon af te leveren op het hoofdbureau van politie.
Daar kreeg ik opnieuw een verhoor door een man die geloof ik moest vaststellen of ik van plan was geweest een aanslag op de president te plegen, of dat ik een gewone toerist op een fiets was. Als vanouds vertelde ik de waarheid. Tegenstrijdigheden kan ik dan niet te berde brengen en ik heb niks te verbergen. Hoewel het bekend was dat de president dictatoriale neigingen vertoonde, had ik echt nooit eraan gedacht hem te trachten om zeep te helpen. “Mijnheer de commissaris, ik ben gewoon een jongeman, die uit Europa is komen fietsen voor zijn plezier, u kan me geloven of niet”. “Hoe ik in mijn inkomen voorzag?” Op deze vraag had ik me in Nederland al voorbereid. Van een bevriende zakenrelatie had ik een brief gekregen met veel stempels en handtekeningen, waarop in het Frans en het Engels vermeld werd dat ik zo’n goed personeelslid was, dat de zaak mij een jaar lang vrijaf gegeven had met doorbetaling van het salaris. Deze fraaie brief maakte helaas weinig indruk. De ondervraging ging maar door en de man begon iedere keer opnieuw. Maar klem kreeg hij mij gewoon niet, door mijn formule gewoon de waarheid te vertellen. Tja, dan meen je als commissaris een belangrijke vangst gedaan te hebben want je hebt een aanslag op de president verijdeld en dan blijkt bij doorvragen dat je gewoon te doen hebt met een brave toerist, die dan wel niet is ingevlogen, maar ook geen verkeerde dingen heeft gedaan of van plan was. Wat doe je dan als politieman in Afrika? Dan zeg je dat de man gaan mag als hij je zijn peperdure donzen slaapzak afstaat. Dat riekt naar omkoping en dat is strafbaar, ook in Togo. Dus dan zegt de commissaris dat de man mag gaan als hij vrijwillig zijn slaapzak achterlaat en hij heft nog eens de vinger op en benadrukt dat het wel vrijwillig moet. “Joa, joa” denk deze man dan. Ge lult lekker, maar ik trek toch aan het langste eind, want als ik moet blijven slapen, dan moet deze man zeker verantwoorden waarom ik moet blijven slapen. En de commissaris krijgt ook in de gaten, dat ik mijn slaapzak niet gedwongen en ook niet vrijwillig afsta. Dus nog maar een beetje meer druk op de ketel. “Je mag gaan, als je je slaapzak en je camera achterlaat, maar wel vrijwillig hè”. Ja bekijk het maar, ook daar trappen wij niet in. Dan maar weer van voren af aan het verhaal laten vertellen en ik speel beleefd mee. Dan vertelt mijnheer me opeens dat ie niet gelooft dat ik fietsen kan. Als ik kan bewijzen dat ik kan fietsen en dat kan ik door drie rondjes over de binnenplaats van het politiebureau te fietsen dan mag ik gaan. Daar trap ik dan uiteindelijk in. Het politiebureau is gebouwd als een soort koepelgevangenis zonder overkoepeling. De binnenplaats bestaat uit zand, daaromheen liggen drie hoog galerijen, met kantoren. Drie rondjes door het zand fietsen scheiden me van de vrijheid. Moet toch lukken, zul je denken. En het lukt ook, maar ik heb niet gerekend op al dat publiek dat uit die kantoren stroomt, over de balustrade hangt en als ik eindelijk drie rondjes gereden heb, luid begint te applaudisseren. Ik heb mijn vrijheid terug, maar voel me als een aap in een circus.

Dag 76, Donderdag, 27 november 2008, Mont de Marsan – Saint Sever , 20 km.

’t Is stil in dit middeleeuwse klooster in de middeleeuwse stad Saint Sever, waar ik na een korte wandeling neergestreken ben. Net voor twaalf uur kon ik de sleutel ophalen op de tourist information. Voor de derde achtereenvolgende dag heb ik een gratis slaapplaats. Deze wordt ter beschikking gesteld door de burgerlijke gemeente. Er zijn hier op de eerste verdieping wel tien kamers, waarvan er negen op slot zitten. Kamer nummer twee is open en verwarmd, alsof er op mijn komst gerekend was. De douches bevatten warm water, ik kan koffie zetten en eigenlijk is dit beter dan het beste hotel. Ik sta er de laatste dagen iedere keer verwonderd over. Hier werkte het wel heel eenvoudig. Ik ging naar de tourist informatie, vraag waar de pelgrims slapen, moet mijn credentiaal laten zien, dat afgestempeld wordt en krijg de sleutel van dit klooster. Op de plattegrond wordt ingetekend hoe ik lopen moet en twee honderd meter verder kan ik me installeren. En de zon schijnt ook nog overvloedig.
Morgen eindigt de etappe in Hagetmau en nu al een paar keer staat aangegeven dat het pelgrimsonderkomen daar op dertig september sluit. Maar als je een kilometer of zes doorloopt kom je in een andere gemeente waar de refugio wel weer open schijnt te zijn.
Ondertussen wordt het hele stadje vol geplant met tenten en hokken. In het weekend is er een middeleeuws festival. Het is er echt een plaats voor. Als ik na drieën beneden kom waar een grote hal is, blijkt deze vol gezet met rekken waarop honderden middeleeuwse kostuums hangen. Jammer, maar vanavond zal het nog een dooie boel zijn en ik mag in gelegenheden als deze maar één nacht vertoeven.

Politiecontacten.
Hoe vaak zou ik contact hebben gehad in Afrika en Amerika met de politie? Ik zou het niet kunnen zeggen. Meestal was een contact negatief, maar soms kwam je ook politieagenten tegen met gevoel voor humor.
Het was ergens in de Verenigde Staten dat ik ’s avonds in het halfdonker mijn tent opsloeg naast een verlaten fabriekscomplex. Een uur later had ik de sheriff aan mijn bed. Wie me toestemming had gegeven om daar te slapen? wilde hij weten. “niemand, maar ook niemand heeft het mij verboden”. Dat was ook weer waar en de man verdween weer. Een andere keer, het was op mijn motorreis, zocht ik in Algerije naar een slaapplaats. De politie onderschepte mij. In mijn beste Frans vroeg ik waar er ergens een camping was, maar de politie was niet op de hoogte van het bestaan van dit moderne verschijnsel van massatoerisme. “Un camping c’est quoi?” Klonk het. En ik legde uit:”Un camping, c’est une place pour dormir avec une tente”. Ah, maar dat snapten de heren. Op hun aanwijzingen kwam ik keurig in de hoerenwijk terecht.
Tja, je moet enige kennis hebben van de kronkels van de Franse taal om de logica te zien in deze gang van zaken.

Dag 77, Vrijdag, 28 november 2008, Saint Sever – Labastide Chalosse , 22 km.

Gisteravond laat kwam er nog een vent op mijn kamer die me vroeg of ik het recht had om op deze kamer te slapen. De vraag klonk nogal aanmatigend, daarom antwoordde ik slechts met “ja”. Hij hield een verhaal in het Frans en ik vroeg hem over te gaan in het Engels en dat lukte hem ook nog. Vanmorgen deed ie heel stug. Hij heeft zich verder niet bekend gemaakt en ik ook niet. Als ik vertrek, zit ie beneden te ontbijten. Ik vertrek, sluit de man in, en breng de sleutel terug naar de toerist office. Het slaat net half acht als ik buiten sta, het is nog donker, maar de straatverlichting geeft genoeg licht om de routebeschrijving te kunnen lezen. Als ik sta te aarzelen op een straathoek, komt er een jongeman aangerend die me de route wijst. Heel wat prettiger vent dan mijn slaapmaat van de afgelopen nacht. Het is prachtig windstil weer en het heeft behoorlijk gevroren. Maar ik geniet van deze prachtige ochtend. In tegenstelling tot de voorafgaande dagen heb ik gekozen om de routebeschrijving te volgen en dat is iedere keer weer een ervaring om te ontdekken dat die beschrijving me langs veel leukere wegen brengt, dan wanneer ik aan de linkerkant van een drukke verkeersweg tegen het verkeer in loop. Maar ja, soms kan het niet anders.
Vlak voor Hagetmau kan ik voor de eerste keer de besneeuwde Pyreneeën zien. Om elf uur ben ik in Hagetmau. De juf op de tourist informatie bevestigt me wat ik al lang weet dat de refugio gesloten is. Ze raadt me aan om naar een chambre d’hote te gaan. Daar heb ik weinig zin in, omdat vijf kilometer verder wel een refugio is in een klein dorp. Ze belt voor mij. Er zijn wat bezwaren, maar het lukt toch. Ik voorzie me van wat levensmiddelen, want in het dorp van de refugio zijn geen winkels. Om twee uur sta ik bij het gemeentehuis. Van de drie deuren is er eentje open. De vrouw die me te woord staat weet niks anders dan me te vertellen dan dat de refugio honderd meter verder is. Daar blijkt alles gesloten. Geen enkel telefoonnummer, of aanwijzing te vinden. Vlakbij is een vrouw aan de afwas, de deur staat open. Als ze me ziet schrikt ze. Ze weet dat de burgemeester de sleutel heeft maar het is nog al moeilijk uit te leggen waar die woont. Ze zal er me persoonlijk heen brengen.
De burgemeester blijkt twee honderd meter verder te wonen. Hij is thuis, biedt me koffie aan en opent de zaal voor me. Het uitzicht op de besneeuwde Pyreneeën is prachtig. De toppen zijn nog tachtig kilometer weg weet de maire mij te vertellen.
In de zaal is geen douche. Er liggen op het toneel wat matrassen. Verder is de uitrusting minimaal. Er is een keuken, waar het gasfornuis voor enige verwarming kan zorgen. Tussen de matrassen zit een dunne schuimrubber matras, die ik vannacht als deken wil gebruiken als mijn eigen voorzieningen niet voldoende zijn. ’t Zal ook hier wel weer lukken.

Vandaag precies twee maanden geleden wandelde ik Frankrijk binnen. Mijn ervaring is toch dat het eigenlijk best prettige mensen zijn in dit land. Vriendelijk en correct. Ze stellen hoge prijs op groeten en ik heb in de diverse bars die ik aandeed drie manieren van groeten kunnen constateren. De meest oppervlakkige vorm is het gewoon “bonjour” zeggen. De iets intiemere vorm is om iedereen een hand te geven. Er komen mensen de kroeg binnen die geven iedereen een hand. Verder heb ik het niet kunnen schoppen, maar er is ook nog een vorm, dat je je rechterwang tegen de rechterwang van een andere drukt dan een keer flink smakt en vervolgens herhaal je dat met de linkerwangen.
Wanneer je geacht wordt de wang wang begroeting uit te voeren is me niet geheel duidelijk. Ook als deze begroeting wordt uitgevoerd, spreekt men elkaar nog met vous aan. Ik word altijd met vous aan gesproken. Er was maar één uitzondering op, dat was bij de daklozen in het tehuis van de kerk in een plaats nu twee weken geleden. De beide mannen die daar ook sliepen spraken mij met tu aan. Trouwens de papieren die daar aan de muur waren geplakt met aanwijzingen over wat je wel en niet had te doen waren ook allemaal in de tu vorm.

Verleden jaar, maar ook dit jaar was ik een tijdje in landen waar ze het groeten afgeschaft lijken te hebben en met het groeten ook alle beleefdheidsvormen. Ik bedoel de voormalige socialistische landen in oost Europa in het algemeen en de tot de Sovjet unie behoord hebbende de landen in het bijzonder. Het schijnt dat een socialistische maatschappij al snel leidt tot het afschaffen van beleefdheidsvormen. In 1972 was ik voor het eerst in de Oekraïne dat toen nog tot de Sovjetunie behoorde. Ik kan me niet herinneren dat ik toen geconstateerd heb dat de mensen er onvriendelijk met elkaar omgingen. Verleden jaar met mijn fietstocht naar de Krim, heb ik me groen en geel geërgerd aan de onbeschofte behandeling die me ten deel viel in winkels en restaurants. Als je naar een bar ging om een kopje koffie, werd er gewoon weg geen enkele notie van je genomen. Vaak ging het personeel gewoon door met waarmee het bezig was, ook al was dat een gesprek met elkaar. Als je iets werd aangereikt, kon er nooit een alsjeblieft of dankjewel af. Geld werd je nooit in de hand teruggegeven, maar altijd ergens neergekwakt, ook als je de hand ophield. Oogcontact werd er nooit gemaakt, om over groeten maar te zwijgen. In restaurants werd je eten op tafel gekwakt, kun je wel zeggen, soep en dessert met hoofdschotel tegelijk op tafel en had je de fout gemaakt ook nog koffie te bestellen, dan stond de koffie tegelijk met de soep op tafel. Laten we het niet hebben over de vraag die nooit gesteld werd :”Alles naar wens?” of “heeft het gesmaakt?” Maar als je de laatste hap nog niets eens had doorgeslikt wered er al begonnen af te ruimen. Soms gebeurde het dat ik een restaurant binnen kwam en de bemanning zat te slapen. Dan schreeuwde ik keihard “wakker worden” en dat deed men dan ook.
In supermarkten was je als klant beslist geen koning. Neen, koning was daar het personeel. Als ze bezig waren schappen te vullen en ze kwamen met een volle doos met spullen aan gelopen werd je op een eisende manier gedwongen aan de kant te gaan. Ik heb er eens op gelet of ik in het westen ook aan de kant ga voor vakkenvullers. Ja dat doe ik wel, maar ik merk dat de vakkenvullers zich dan vragend opstellen.
Op een middag in de Oekraïne had ik geen restaurant kunnen vinden. Ik had mijn maag slechts kunnen vullen met een paar biertjes. Zoals ik gewoon ben in de zomer op reis, vlei ik me dan ergens op een schaduwrijk plekje neer om een middagdutje te doen. Zo deed ik ook na deze twee biertjes, onder de bomen in een park. Ik lig daar net een paar minuten, komen er twee jonge mannen van een jaar of twintig op me af, plant de een zijn voeten naast mijn hoofd en zegt in het Duits “Aufstehen!”
Wat aufstehen? Donder op man en vlot een beetje, stoor me niet in mijn middagrust en wees niet zo onbeschoft door je voeten zo dicht bij mijn hoofd neer te zetten. Maar de heertjes bleven staan en drongen aan. Maar ik ben het niet gewend zulke jochies die zo op treden te gehoorzamen. Wat willen die lui toch? Een heel verhaal waarvan ik geen woord begrijp en hoewel ze het woord voor opstaan in het Duits gebruiken, spreken ze verder geen Duits. Tot ik het woord document hoor. Dan dringt het tot me door dat dit geen gewone kwajongens zijn.
Als ik hun duidelijk gemaakt heb dat ik eerst hun document wil zien, lees ik op hun kaart je in het Cyrillisch iets van :”Milicija”. Ja dan word ik wel gewilliger, maar dit keer niet kalmer. Maar het ging goed, zonder ze tot moes geslagen te hebben vertrekken deze twee prularia weer.

Dag 78, Zaterdag, 29 november 2008, Labastide Chalosse – Orthez. , 22 km.

Ik sta helemaal versteld als ik om half twaalf deze refugio binnenkom in Orthez. Wat een weelde. Zeker, ik was blij, dat ik in Labastide kon overnachten, maar het was daar allemaal minimaal. Drie matrassen lagen er op de grond, dekens waren er niet. Het lukte om een schuimrubber matras, de dunste van de drie als deken te gebruiken, maar ik moest me voorzichtig draaien in bed anders gleden de stangen die ik gecharterd had om de deken te plooien van de deken af en lag ik weer koud. Het kostte me dan ook niet veel moeite om om half zes op te staan en om om half zeven in het potdonker op mars te gaan. Na een paar kilometer, als er in het zuidoosten al een lichte plek te zien is van de komende dag, ga ik te veel naar links, denk ik. Ik ga terug en neem de rechter afslag. Als die niet goed mocht zijn kom ik altijd op de nationale route uit, dus dan kan het nooit misgaan. Een boer die bij felle lampen zijn koeien aan het voeren is, vertelt me hoe het volgende dorp heet. Tja, dan blijkt, dat ik toch de route verlaten heb. Geen nood, want na een paar kilometer kom ik op de nationale route. Af en toe regent het. De toerist informatie vertelt me, dat ik mijn rugzak mag achterlaten en dan om half drie terug kan komen om de sleutel voor de refugio op te halen. Wanneer ik vraag of er ergens in de stad een wasserette is, waar ik mijn kleren kan wassen, wordt er gebeld en na een lang telefoon gesprek wordt me verteld, dat ik bij uitzondering meteen al de sleutel kan krijgen van de refugio. Hier is alles aanwezig en dat midden in de stad. Ik doe er mijn was en boodschappen en precies om zes uur komt er een man het geld ophalen. Ik heb geluk, want op 30 november sluit de refugio.

Dag 79, Zondag, 30 november 2008, Orthez – Sauveterre de Béarn, 20 km.

Dit is nu weer eens zo’n dag dat ik liever in bed was blijven liggen. Het is zondag in Frankrijk, dus alles gesloten en na enkele uren is de storm nog niet gaan liggen, maar heeft zich verhevigd en het sneeuwt er nog bij ook. Door en door koud kom ik in Sauveterre aan. De tourist informmatie is natuurlijk ook gesloten, maar er hangt wel een lijst van allemaal mensen die je als pelgrim kunt bellen als je onder dak wilt hebben. Eerst maar eens zien dat ik wat eten krijg. Het nabije restaurant is natuurlijk dicht, even verder de pizzeria ook. Dan ben ik het stadje al door. Als ik een andere straat neem terug naar het centrum, kom ik langs een hostelerie, die wel vermeldt dat ze alle dagen open is, maar er reageert niemand op de bel. Het volgende hotel is ook gesloten. Dan bij de bar tabac is enig leven te bespeuren en ik kan er ook nog eten. Als ik mijn handen tracht te warmen aan een radiator, kan ik niet eens voelen of ie wel warm is. Een gaste wijst me op het vuur dat naast de eetzaal brandt. Als ze mijn schelp ziet spreekt ze me opnieuw aan en vraagt of ik al onderdak heb. Zij heeft wel een kamer voor me. Mooi dat is dan ook weer geregeld. Het blijft de hele middag regenen, de storm neemt wat af, maar ik zit lekker bij het vuur. Nog twee etappes scheiden me van Saint Jean Pied de la Port, het eindpunt in Frankrijk.

Ik zou nog uren kunnen doorgaan met verhalen over contacten met de politie en andere autoriteiten, meestal grens beambten.
Maar eigenlijk ben ik daarvoor nu niet in de stemming. Het zou beter op zijn plaats zijn verhalen te schrijven over weersomstandigheden en extreme weersomstandigheden. Spannend is het niet, wel interessant. Ooit eens twee dagen in de tent liggen blauwbeken van de kou, terwijl de thermometer twintig graden Celcius aanwees. Vreemde gewaarwording, maar het gebeurde in de tropen in Brazilië. ‘k Was natuurlijk dagelijks vijf en dertig à veertig graden gewend. Daar dreigde het eens te gaan regenen en het regende ook af en toe en dat was koud. Die regen was niet wat ik gewend was van tropische regenbuien in andere streken. In Costa Rica was ik in de regentijd. Prompt om twee uur ’s middags begon het dan te regenen, je kon er de klok op gelijk zetten. Je zag dan dat de mensen als het begon te regenen en er zich snelstromende riviertjes vormden gauw hun vuilnis in de stromen uitstortten.
In Israël was ik eens in januari. Het was er toen niet warm, overdag een graad of vijftien à negentien, maar de soldaten liepen er zo dik aangekleed bij, alsof ze dienst deden in Siberië. Waarom speciaal de soldaten en niet de burgers ontging me. Ooit een keer een zandstorm meegemaakt in de Sahara, ‘k Had geen tijd gehad de contactlenzen uit te doen. Nou ik kon mijn lol wel op.

  • 01 December 2008 - 16:45

    Frans Frances:

    Bonjour Jean
    Wij werden heel jaloers van al je franse culinaire avonturen.Onze ervaring is ook dat de fransen beter zijn opgevoed dan wij hollanders. je boft wel want hier is het weer zeer matig maar een lekkere boerenkool gaat er best in .die kun je en france helaas niet krijgen. Overigens ook niet in Engeland.
    Voor onze franse buren maakte ik,uit ned.meegenomen , een heerlijke boerenkool maar ze vonden het geloof ik maar heel matig .Tanpis!
    Er bestaan fraaie boeken over de pelgrims route
    ,maar de jouwe mag er ook zijn .Frans en ik willen het ook doen maar dan met de auto.(HAha)
    Wie weet.
    Veel verdere avonturen het wordt koud en heel mooi .
    Maak je ook foto,s?
    goet van ons we blijven erbij.
    F EN F


  • 03 December 2008 - 12:46

    Gerrit:

    Jan, je verhalen blijven boeien. Wel neem ik ze in gedoseerde vorm tot me vanwege de lengte. Waarschijnlijk lees je deze reactie als je in Spanje bent aangeland. Je collega-pelgrim is intussen van daar naar hier gereisd met medebrenging van vele Pieten. Die mogen echter niet meer bij hun kleur worden genoemd van de enkele toleranten. Goed weer verder. Groeten uit de Liemers.


  • 05 December 2008 - 19:23

    Maarten:

    Interessant om te lezen wat je allemaal zo beleeft.Ik denk wel eens aan de mensen die in vroegere tijden zo'n reis maakten, in weer en wind met minder voor-zieningen.ik hoop dat de weersomstandigheden je geen al te grote paren gaan spelen. Succes !

  • 09 December 2008 - 20:06

    Heinz Jansen:

    Hallo Jan,
    bin aus Mallorca zurück und "verfolge" Deinen Weg. Bis zum 79. Tag bin ich bis jetzt gekommen. Nun muß ich noch die Tage 30 bis 50 finden.
    Wir bleiben in Kontakt.
    Weiter viel Erfolg.
    Liebe Grüße aus Dormagen
    Christine + Heinz

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Frankrijk, Parijs

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

18 December 2009

Prettige feestdagen

18 Oktober 2009

Oost west, thuis best? Of eind goed, al goed

05 Oktober 2009

De laatste loodjes

27 September 2009

Kom je over de hond

17 September 2009

Es viva Espagna
Jan

Actief sinds 11 Aug. 2008
Verslag gelezen: 305
Totaal aantal bezoekers 86807

Voorgaande reizen:

25 Januari 2011 - 31 December 2020

Onbekende duur

15 April 2010 - 15 Augustus 2010

Omweg naar Rome

15 September 2008 - 15 April 2009

Mijn eerste reis

Landen bezocht: