In het zoele zuiden - Reisverslag uit Mussidan, Frankrijk van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu In het zoele zuiden - Reisverslag uit Mussidan, Frankrijk van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu

In het zoele zuiden

Door: Jan Bloemendaal

Blijf op de hoogte en volg Jan

19 November 2008 | Frankrijk, Mussidan

Dag 60, Dinsdag, 11 november 2008, Châtelus-le Marcheix – Saint-Léonard-de-Noblat, 30 km.

’t Is potdonker als ik de deur uitstap. Als ik onder de luifel van het hotel vandaan ben, merk ik ook dat het hard regent. Eigenlijk geen weer om er door te gaan, maar ik kan niet meer terug want ik heb de sleutel al door de brievenbus gedaan en het hele hotel slaapt nog. Na een uur is het licht, ik ben doorweekt, maar het is droog. Verkeer is er niet op de weg, want voor Frankrijk is het vandaag een feestdag. Op 11 november 1918 maakte een wapenstilstand een einde aan de eerste wereldoorlog. Frankrijk viert dat nog ieder jaar. Er gebeurt verder niets, maar iedereen heeft vrij en als iedereen vrij heeft in Frankrijk hoort daar ook het winkelpersoneel bij, want alles zit dicht, net als op zondag. Gisteren in het hotel werd ik erop gewezen dat het vandaag een feestdag zou zijn, maar het was toen al te laat om wat eten in te slaan. Er werd me trouwens ook verteld dat op mijn route na vijftien kilometer de brug in reparatie was en het verkeer werd daarom om geleid. “Slechts een paar kilometer”, zei een gast tegen me. De man wist niet dat ik te voet reis. Omdat er op mijn kaarten geen andere brug te vinden is, mag ik al gauw rekenen op een omweg van twintig kilometer. Dat is helemaal niet leuk. De brug zou er nog wel liggen, maar dan in reparatie. Nu schrik ik niet zo hard van zulke mededelingen, maar je weet maar nooit. Een paar kilometer voor de brug zijn alle verwijzingen in die richtingen afgeplakt. Een bordje vermeldt de te volgen richting. Ik waag het erop. Uit de verte zie ik de brug met drie bogen al liggen. Er is moeite aan besteed om de zaak te versperren. Het wegdek wordt frontaal versperd door een hekwerk met een kettingslot erop. Met een vervoermiddel is het helemaal onmogelijk ook al omdat er over dwars om de tien meter een halve meter uit het wegdek ontbreekt. Ik sleep wat rondslingerend materiaal bij mekaar, kan dan over de afrastering komen en voor de afdaling gebruik ik het hekwerk als ladder. Dat is hindernis nummer 1. Nu de andere kant nog. Ook weer twee stukken hekwerk met een kettingslot. Het lukt het hekwerk in het midden uit de houder te lichten en door de driehoek die nu ontstaat kan ik door bijna op mijn buik te kruipen aan de andere kant van het hekwerk komen. Het hele passeren van de brug heeft nog geen vijf minuten geduurd. Na nog een kilometer of vijf strijk ik om elf uur neer in een restaurant. Na de maaltijd is het lekker weer geworden, bijna warm te noemen. Af en toe komt het zonnetje er zelfs door.
Het stadje St. Léonard de Noblat komt me heel anders voor dan de steden die ik tot dusver gezien heb. De straten zijn nauw, de gebouwen tamelijk hoog. Het lijkt op de stedenbouw die ik van Spanje ken, een bouw, die voorkomt dat het in de zomer wat al te warm wordt. Van nu af voel ik me in zuid Frankrijk. Morgen na twintig kilometer ben ik in Limoges. De weerberichten in de krant zijn niet al te somber. Voor de volgende dagen worden steeds zonnetjes half achter witte wolken ingetekend. De vorige week waren dat nog zwarte wolken.

Dag 61, Woensdag, 12 november 2008, Saint-Léonard-de-Noblat - Limoges, 22 km.

Eindelijk weer naar een plaats waarvan ik de naam ken en de plaats ben ik ook wel eens met de auto gepasseerd, maar dan zie je niks van de stad. Eindelijk ook eens weer een stad, waar ik alles verwachten mag. Ik ben niet gek op grote steden en ik zal morgen ook wel blij zijn als ik er weer uit ben, maar na dagenlang door dorpjes, waar je blij mag zijn dat een enkele dienst functioneert is het weer heerlijk keus te hebben in restaurants, supermarkten en slaapplaatsen.
Met de middag ben ik al in het centrum. Middagpauze kennen ze in de grote steden niet algemeen, De tourist information wijst me als pelgrimsonderkomen het klooster van de zusters aan. Gelukkig blijkt er ook een jeugdherberg te zijn, ook al heet die hier dan ook Centrum voor jonge arbeiders. ’t Is iets verder wandelen, dan naar de zusters, maar ik verwacht daar geen regels of betuttelende voorschriften. De kamer is weinig comfortabel, doch wat heb ik aan elektrische haardrogers, vijf handdoeken, drie soorten shampoo en vier soorten zeep? ‘k Heb mijn eigen handdoek die ik na de douche droog op de verwarming. Televisie is er ook al niet. Gelukkig zou ik haast zeggen, wat moet ik met die Franse programma’s, waar de presentatoren maar zo vlug mogelijk praten, zodat buitenlanders ze niet kunnen verstaan? Gisteravond had ik wel even tv op de kamer. Gek, maar de Spaanstalige zender kon ik wel volgen. Een paar weken terug dacht ik dat ik de Fransen kon verstaan, nu weet ik wel beter. Ik kan ze verstaan, ik kan met ze praten, zelfs in het Frans, maar als ze zich niet realiseren, dat Frans niet mijn eerste taal is, kan ik het vergeten. Ik ben trouwens nog geen Frans sprekende tegengekomen die zich in een andere taal beter kon uitdrukken dan ik.
Morgen een etappe van ruim dertig kilometer.

Maar mijn verhaal in Nicaragua, waar ik onderwezen werd in de beginselen van Sandinistische staatskunde, die verdacht veel leken op Marxistisch Leninistische principes is nog niet af.
Ik werd verklaard een gigantisch leugenbeest te zijn met mijn opmerkingen dat de restaurants in Nicaragua mij geen maaltijden wilden verstrekken. Ik nam die uitspraken niet serieus. Ik trachtte zelfs nog de jochies met meer macht dan goed voor ze was tot een beschouwing van hun eigen maatschappij te brengen. “Wat willen jullie toch met je revolutie?” Zo vroeg ik ze. “Kijk naar de socialistische Sovjetunie, daar is iedereen arm, kijk naar de Verenigde Staten, daar zijn wat armen, maar de meeste mensen leven daar in redelijke welstand.” “Hoe kom je aan die wetenschap?” werd mij fel toegebeten. “Wel ik heb in beide landen rondgekeken en dit is wat ik daar zag. Ik had het helemaal bedorven. Ik moest goed begrijpen dat iedereen het slecht had gehad onder Somoza en nu sinds de revolutie kon ieder zich ontwikkelen zoals het goed voor hem was. Kortom, ik bleef denken dat dit adderengebroed voor rede vatbaar was. Niet dus, ik werkte me steeds verder in de nesten door de revolutie kritisch te bekijken.
Tegen een uur of twee in de middag, terwijl de jochies al die tijd geprobeerd hadden mijn ogen te openen, zodat ik ook het licht van de socialistische revolutie mocht gaan zien, verscheen er een legertruck. Er sprongen wat soldaten uit en de broekies, die zich al die tijd met mij bemoeid hadden zeiden, dat ik meemoest. De soldaten zeiden niks. Ze hadden grote geweren, die ze met de loop naar de grond richtten en als een soort bezem gebruikten om mij de truck in te vegen. Fiets en bagage bleven achter, terwijl ik op de laadbak van deze manschappenwagen moest plaats nemen. Nog nam ik de zaak niet serieus. Na een korte rit mocht ik uitstappen op een kazerneterrein. Mee naar binnen waar ik werd opgesloten in een cel, zo groot als een klerenkast, zonder licht en zonder lucht. De deur ging op de knip. Ik nam plaats op een plank op zithoogte. Het was zaak om nu mijn koppie te gebruiken, want dit werd toch zo langzamerhand minder aangenaam. Hier zou ik nooit een uur kunnen zitten zonder te stikken. Stilzitten dus, geen lawaai maken, niet op de deur bonzen en niet schreeuwen “ik wil eruit”, maar de hufters in de waan brengen dat ik al onmachtig geworden ben. Na een kwartier kreeg ik verse lucht, doordat de deur geopend werd. Ik plantte meteen de voet tussen de deur en schreeuwde dat ik geen militair was en dat ze niet met me konden doen wat ze wilden. “Haal die voet weg!” klonk het slechts. “Neen, ik haal die voet niet weg!” “Als jij die voet weghaalt, doen wij de deur niet meer dicht:” “Wel als jullie toch de deur niet dicht doen, hoef ik ook die voet niet weg te halen.” Daar werd niks tegen in gebracht en ik mocht met open deur verder blijven zitten. Een half uur later werd ik naar een kamer gebracht met een vijftal heren en knechten. Mijn stuurtas, was in hun bezit en het spel kon beginnen om daar alles uit te halen wat erin zat. Mijn papieren; geen probleem, mijn camera; geen problemen. Ik vreesde dat de problemen zouden komen als mijn professionele taperecorder, die ik van omroep Gelderland meegekregen had, tevoorschijn zou komen. “Is dit je walkman?” Klonk het. Verduld, dat was een mogelijkheid waaraan ik zelf niet gedacht had. Ik had er slechts aangedacht dat ik de schijn vermijden moest, dat ik journalist was, want ik had geen journalistenvisum, maar een toeristenvisum. “Yes that is my walkman” ze ik opgelucht. Even later diepten ze de microfoon op. “Toen kwam een helder licht op het idee te vragen wat ik met een microfoon bij een walkman deed. Nou, daar had ik meteen een afdoend antwoord op. Ik pakte mijn camera, en zei “Met deze camera registreer ik beelden”, vervolgens hield ik de recorder in mijn hand en zei hun:“en met dit apparaat registreer ik geluiden”. Waarheden als koeien, die ik lanceerde en geen van de heldere lichten die op het idee kwam te vragen welke geluiden ik dan bij voorkeur registreerde. Ik was gered. De tas was leeg. De mensen verdwenen, ik werd alleen gelaten en kreeg een bordje rijst met een kippenpoot. Hoewel ik dat gretig verslond, was ik met die verstrekking toch niet blij, want betekende dit nu, dat men van plan was me lang vast te gaan houden?
Maar allee, de inventievelingen hadden al weer een nieuw spelletje bedacht. Links was een deur, rechts was een deur. Een voor een verscheen er en militair door de ene deur. Ze namen mij van top tot teen op en verdwenen dan weer door de andere deur. Dit gebeurde in volkomen stilzwijgen. Hemeltergend! Ik wist niet wie dat waren en wat zij wilden. Als er iemand tussen zou zitten, die Nederlands verstond, zou ik het niet merken bij dit stilzwijgen. Maar ik vond een oplossing, Als ik nou eens vriendelijk blijf en bij binnenkomst van iemand hem gewoon goedendag zeg in het Nederlands, zal die dan ook met goeden middag groeten? Ligt natuurlijk aan de instructies die hij heeft, maar als een Nederlandstalige binnenkomt en ik begroet hem in plaats van met “goeden middag”, met “apenkop”, op de toon van goeden middag, dan zal ik aan hem kunnen zien, dat ie dat woord verstaat en de toon niet begrijpt. Zo deed ik. Leuk uitgedacht, maar geen van de apenkoppen reageerde.
In plaats daarvan werd ik tegen een uur of vijf vrijgelaten. Ik mocht op eigen houtje terug wandelen naar het politiebureau. Mijn honger was op de kazerne gestild, maar ik had nog dorst. Ik bestelde een biertje in een café, kreeg het verstrekt in een tinnen beker, zodat niemand kon zien dat ik bier dronk met de boodschap dat ik er met niemand over praten mocht, dat ik hier bier gedronken had. Lang leve de revolutie!
Ik heb me verder door het land kunnen worstelen met behulp van vele vrijwilligers. Helaas stonden al deze mensen kritiekloos achter het systeem. Eén van de vrijwilligers wist me zelfs te vertellen waarom ik vastgehouden was. Waarschijnlijk had men in mij een spion gezien. Kort tevoren was er een Amerikaanse spion uit de lucht geplukt, Haselfuss geheten, die qua uiterlijk wel op mij zou lijken. De jongetjes die dat gedaan hadden waren met eerbewijzen overladen geworden.
Ik ontmoette er een Nederlandse vrijwilliger, die vol enthousiasme de bevolking onderwees in de montage van fietsen die in onderdelen vanuit China werden aangeleverd. De nog jonge man was werkelijk enthousiast over de vorderingen van de lokale bevolking in het in elkaar zetten van de fietsen, alsof ie apen dresseerde. Ik sliep bij hem op een eigen slaapkamer. Als ik in het donker het bed uit moest kon ik geen onderscheid horen tussen de levende kakkerlakken waar ik op trapte en de vele dode kakkerlakken die op de vloer van de slaapkamer lagen.
Een dag ging ik mee naar zijn montage werkplaats. We waren net binnen, toen het leek of we op een schip zaten. We hielden ons vast aan de muren tot de aardbeving voorbij was.
Deze Nederlandse man zou binnenkort een grote bergwandeling gaan maken in zijn vakantie. Hij vroeg me mee naar Managua waar hij kaarten wilde halen voor het te bezoeken berggebied.
Wij woonden honderd vijftig kilometer van de hoofdstad. Dus moesten we vroeg in de morgen op reis. Per trein? Per bus? Niks van dit alles. Het zou een reis worden van allerlei vervoermiddelen die de goede kant op gingen. Liften dus en meerijden op de laadbakken van vrachtauto’s. Hard op de cabine kloppen als je eraf wilde. Dan proberen een nieuwe vrachtwagen te vinden die de goede kant op ging. Meenemen wilden ze je altijd wel, als ze niet vol waren. Na een uur of vier waren we in Managua op het bureau waar we een formulier konden krijgen om de aanvraag voor de verlangde kaarten in te dienen. Vervolgens moesten we naar een ander bureau om het papier in te leveren en ’s middags om vier uur konden we de gevraagde kaarten in ontvangst nemen op bureau nummer 3. Daarna als een gek naar de liftplaatsen om een lift proberen te krijgen richting thuis. Toen we daar tegen een uur of tien nog eens napraatten, barstte ik in onverbloemde kritiek op het systeem uit na de opmerking van deze man dat ie het toch maar mooi vond dat ie zo maar over die kaarten kon beschikken. Hadden we bij ons soortgelijke kaarten niet gewoon bij de ANWB aangeschaft? Waartoe dient het dan om deze gang van zaken te verheerlijken?
Blind, totaal blind waren de vrijwilligers die daar werkten, niet alleen de Nederlandse, maar ook de vrijwilligers van de Deutsche Entwickelungs Dienst.
Als je bij de autochtonen naar binnen keek in de huizen, kon je aan de meubilering zien dat er een tijd geweest was dat ze het materieel veel beter hadden gehad.
Een jaar of acht voordat Somoza door de Sandinisten gedwongen werd om op te stappen was de hoofdstad Managua getroffen door een aardbeving met een enorme vernietigende kracht. Managua kwam in puin te liggen. Somoza kreeg geld van de Verenigde Naties voor de wederopbouw, maar stak het in eigen zak. Foei, stoute man! Vervolgens komen de Sandinisten aan de macht. Als ze al zeven jaar regeren is er van de wederopbouw van Managua nog niets te bespeuren. Er liggen overal nog puinhopen, waar tussendoor zich voetpaden slingeren. De Nederlandse vrijwilligers die ik sprak weten dit allemaal aan het verzaken van Somoza. De Sandinisten hadden voor de wederopbouw geen geld gehad, Somoza had het geld voor de wederopbouw in eigen zak gestoken. Klaar ben je met zo’n denkwijze.
Toen ik er doorkwam in 1986 functioneerde niets meer normaal. Restaurants gaven me niets te eten, ik was afhankelijk van al of niet Nederlandse vrijwilligers die zo goed gunstig waren mij te voederen. Zelf gewoon eten kopen, hetzij in supermarkt of restaurants lukte me niet. Bij de vrijwilligers was het altijd spitsroeden lopen. Nooit zeggen hoe je werkelijk over de toestand dacht, want ieder geloofde er nog in.

Het was verschrikkelijk wat daar in Nicaragua gebeurde. Een normale boom zag je ook al niet meer. De bomen waren van hun takken ontdaan door de mensen die op strooptocht gingen naar brandstof, brandstof niet voor verwarming, maar alleen maar om op te koken. De wegen werden omzoomd door bomen met gescheurde afgeknotte takken. Een bijl of een zaag hadden de mensen ook al niet meer. Het was triest, diep triest en het meest triest van alles was dat men in Nederland zo’n lange tijd een positief beeld behield van de ontwikkelingen daar.
Toen ik het land uit was kwam ik in Costa Rica. Ik ging toendertijd in ieder nieuw land naar de Nederlandse ambassade om contacten te leggen voor mijn radio activiteiten. Zo vertelde ik ook mij ervaringen en meningen op de Nederlandse ambassade in Sant José, Costa Rica. Ik vond het verschrikkelijk dat men in ons land zo’n positief beeld had van zo’n negatieve wereld als in Nicaragua. Op de ambassade zei men mij letterlijk: “Ja mijnheer Bloemendaal, wij geloven u, maar als wij uw verhaal in Den Haag vertellen geloven ze ons niet.”.
Klaar ben je!

Dag 62, Donderdag, 13 november 2008, Limoges – Les Cars, 29 km.

Sinds een kleine week lopen er alleen maar bruine koeien in de wei, de witte zijn verdwenen. Met het verdwijnen van de witte koeien zijn ook veel minder panden te koop. Het is net of zo langzamerhand de economie beter draait. Geen restaurants die dicht zitten, geen hotels die te koop staan, de dorpen zijn weliswaar klein, doch wat ik nodig heb wordt aangeboden, sinds de koeien rood zijn.
Bij het verblijf in de jeugdherberg is een ontbijt inbegrepen. Niet dat ik zo dol ben op Franse ontbijten. In een gewoon hotel neem ik nooit een ontbijt. Je krijgt alleen maar een paar broodjes met mierzoete jam. Hier in de jeugdherberg ook, maar de koffie is goed en ik besmeer het brood met mijn eigen hartige beleg.
In Limoges is het nog donker als ik op pad ga. Eerst maar eens zien of ik een uitvalsweg in de goede richting kan vinden. Dat lukt wel, al is het niet de wat kortere weg die ik in gedachten had. Als het daglicht aanbreekt, zie ik dat het een mooie dag belooft te worden. Hier en daar tussen de witte wolken door zie ik stukken blauwe hemel. Het schiet lekker op. Ik volg de rivier de Vienne stroomafwaarts, tot aan Aix, dan links af de Vienne over en op naar Flavignac, waar ik om iets voor enen aan kan schuiven. Na het eten nog een uurtje tot Les Cars, waar het hotel een redelijke prijs berekent en ik kan heerlijk in dit dagboek schrijven dat het de hele dag droog is gebleven. Morgen een iets kortere etappe tot La Coquille.

Zo langzamerhand verstrijken alle dagen hetzelfde. Andere pelgrims ontmoet ik niet; ze zijn er gewoon niet. Te laat in het seizoen. Maar wat is een seizoen? Goed de temperaturen zijn niet erg hoog en de dagen zijn kort, maar verder maakt het toch niet zoveel uit of het nu najaar of voorjaar of zomer is. Enige jaren geleden was ik met de fiets op de Camino. Het was 29 juni, hartje zomer, zul je denken, maar ’s middags om twaalf uur haalde de thermometer net de 12 graden. En omdat je verwachting in die tijd van het jaar anders is, is dan 12 graden echt kouder dan het maximum van 8 graden vandaag.
Je moet er in deze tijd van het jaar wel rekening mee houden, dat je niet zo maar ergens kunt gaan zitten om uit te rusten. Meestal ben je wat bezweet en als je dan in de buitenlucht zou gaan zitten zou je makkelijk kou kunnen vatten. Maar ik heb gemerkt, dat ik wel vijf uur onafgebroken kan doorlopen. Ik verlang dan wel om te gaan zitten, maar als het niet kan, kan ik toch gewoon doorlopen. Echt moe word je op den duur ook niet meer. Heerlijk toch.

Dag 63, Vrijdag, 14 november 2008, Les Cars – La Coquille, 25 km.

De gewone routine begint ook deze dag om half zeven. Bed uit, wassen, kleren aan, stukje eten, rugzak inpakken, wegwezen.
’t Is een kleine wereld waarin ik nog in het donker wandel. Mist hangt overal om me heen. Wat gaat dat worden? Zal het een zonnige dag worden, of verdikt zich de mist tot regen? Als ik tegen een uur of tien de grens met de Dordogne passeer, komt er een bleek zonnetje te voorschijn, dat spoedig weer verdwijnt. Het gaat gelukkig niet regenen. Met de middag ben ik al in La Coquille. Op de mairie hebben ze mij verteld, dat ik in het klooster kan slapen, in het plaatsje waar ik twee kilometer eerder gepasseerd ben. Eerst toch nog maar eens vragen wat dat duur uitziende hotel des Voyageurs voor prijzen hanteert.
Ze blijken net nog twee Euro onder mijn maximum te zitten met hun kamerprijs. En er is een kamer vrij. ’t Is nog wel vroeg, maar dat moet ook kunnen. De hotelier begroet me als een oude bekende. Hij kent mij wel, ik hem niet. Hij is mij vanmorgen vroeg voorbij gereden, vertelt ie.

Zo langzamerhand begin ik me af te vragen :”Is dit het nou? Is dit nu het zo zeer geroemde pelgrimeren, waarvoor mensen uit alle werelddelen naar Frankrijk en Spanje komen? Ben ik aan het pelgrimeren, of jakker ik maar gewoon langs de pelgrimsroute? Bij wijze van een goedkope vakantie wordt er dan gezegd. Nou goedkoop is dit beslist niet wat ik doe, afgezien al of het een vakantie is. Niet dat het me niet bevalt, ik vind het best zo. Maar ik had wat meer contacten verwacht met andere pelgrims of met mensen die het pelgrimeren een warm hart toe dragen. Voor ik vertrok heb ik veel informatie verzameld over het pelgrimeren. Het bleek dat er vorig jaar december nog in de negenhonderd pelgrims waren gearriveerd in Santiago. Dat zijn er dus nog dertig per dag. Ik loop één van de meest gelopen routes, ik ben er nog niet één tegengekomen, afgezien van die thuiskerende Zwitser in Brühl. Algemeen is de reactie van mensen die wat met het pelgrimeren te maken hebben. “Zo laat nog?” Nou ja, waarom niet? Er is geen beter seizoen dan dit seizoen. Het is niet druk en als in deze tijd van het jaar de zon een dagje schijnt, kun je daar wel een week op teren. Als het in de zomer daarentegen een dagje regent, is je hele week verpest. Maar moet ik het pelgrimsgevoel ontlenen aan de contacten met medepelgrims?
Of is het hele pelgrimeren alleen maar een flauwe kul verhaal van mensen die voor het eerst van hun leven voor wat langere tijd uit de sleur van alle dag getreden zijn?
Thuis heb ik ook wel een meter boeken op de plank staan over Santiago, vele van mensen die de tocht gemaakt hebben en dan prompt daar een boek over schrijven. De mensen schrijven allemaal hoe geweldig veel inspiratie ze opgedaan hebben op hun pelgrimage. De een is nog spiritueler bezig dan de ander. Men voelt de samengebalde energie van allen die hun voorgingen door de eeuwen heen op de Camino. De hele pelgrimage wordt gezien als een metafoor van het leven. Steeds weer duikt de kreet op : “De weg is het doel. De weg is het leven”.
En zo lust ik er nog wel één.

Laat ik nog maar een sterk verhaal bij de kop nemen. Diefstal en berovingen. Daar heb ik materiaal genoeg voor om daar een boek over te schrijven. Bijzondere ontmoetingen met aparte mensen. Ooit gehoord van Heinz Stücke? Google hem maar. Hij noemde zichzelf, de meest bereisde man in de geschiedenis. Ik ontmoette hem in 1985 in Togo, fietste daarna met nog een Duitser met hem op, maar Heinz haakte na een paar dagen af nadat hij ons had verweten dat we veel te snel reden. Hij was op zijn ouderwetse fiets in 1962 weggereden uit zijn Heimat, een dorpje in de puurt van Paderborn in Westfalen. Hij had zichzelf als doel gesteld niet naar huis terug te keren voor hij alle landen in de wereld met een bezoek vereerd had. Hij was al behoorlijk op weg naar huis terug te keren, want toen ik hem ontmoette had hij al honderd en vijf en negentig landen bezocht. Maar wat is een land? Jaren later schreef hij mij dat de voormalige socialisten het hem zo moeilijk maakten, door in zo veel landjes uiteen te vallen. Heinz hield zich op de been met het verwerven van inkomen uit tijdschriften die hij liet drukken met zijn eigen geschiedenis, die hij dan op straathoeken verkocht. Maar zijn grootste bron van inkomsten waren zijn jaarlijkse bedelbrieven. Achter op de fiets had hij een grote blikken trommel bevestigd met daarin zo’n tien duizend kaartjes van mensen die hij overal ter wereld ontmoet had. Tegen kerstmis schreef hij deze adressen aan met een kaart waarop hij dan schreef: “Als je nou toch van plan bent je geld te gaan verbranden, bitte doe dat niet, stuur het dan liever aan mij”. Heinz vertelde mij dat zo’n actie genoeg opleverde om weer een jaar verder te kunnen.

Dag 64, Zaterdag, 15 november 2008, La Coquille - Thiviers, 20 km

De afstand tussen beide plaatsen zou twintig kilometer zijn, maar zo langzamerhand weet ik wel beter. Historische verenigingen ook hier in Frankrijk hebben de routes uitgezet en tot historische verklaard. Ik begrijp niet hoe ongeletterde pelgrims hun route vonden, maar ik besef wel dat ze niet gek waren en ze gingen heus niet twee en twintig kilometer marcheren als de afstand slechts vijftien kilometer bedroeg. Ik verdenk de uitzetters van de route ervan dat ze de pelgrims zo lang mogelijk in de omgeving willen houden.
Om elf uur ben ik al in Thiviers, waar vermeld wordt dat de afstand naar Sorges slechts vijftien kilometer bedraagt, ondanks dat de beschrijving twintig kilometer vermeldt. Het is zaterdag en de tourist informatie is nog tot twaalf uur open, ik ben weliswaar een zeer deftig hotel gepasseerd, dat voor pelgrims minder rekent dan het hotel van de afgelopen nacht, maar ik wil weten wat de mogelijkheden zijn. Er is markt in Thiviers, gezellig. Ik begrijp niet dat zo weinig marktbezoekers blijven eten, want het is zoeken naar een restaurant. De tourist information vertelt me dat de katholieke hulp onderdak verleent aan pelgrims tegen een vrije gift. Ik zal daar om twee uur terecht kunnen maar ik moet erop rekenen dat twee van de drie bedden al bezet zijn. Dat avontuur wil ik meemaken. Om twee uur na herhaald aanbellen, wordt de deur niet open gedaan doch van ergens duikt een vrouw op die me wijst waar de douche is en me een ruimte binnen leidt die ingenomen wordt door twee ledikanten en een veldbed. Het veldbed is voor mij. Er zijn twee kerels in de kamer die er ook slapen, de een stelt zich voor en vertelt dat ie zeven en vijftig is en Fransman, de ander vraag ik of hij Marokkaan is. Ik schiet in de roos. Hij is zeventien jaar en bij ons zou hij al gauw een kutmarokkaantje genoemd worden. Hij biedt me aan om in een ledikant te slapen, dan zal hij het veldbed wel nemen.
Ik ga de stad in om wat eten te kopen en om de was te doen in de wassalon die ik vanmorgen ontdekt heb.
Ongelooflijk hoe deze wassalon het geld van de naar schone kleren hunkerende mens uit de zak weet te kloppen, maar à lee, na een uur heb ik weer voldoende schone was om veertien dagen vooruit te kunnen.
Als ik op mijn slaapplaats terug ben zijn de anderen weg. Ze verschijnen even om te vertellen dat ze straks gaan koken voor drie, maar ik eet op mijn eigen tijd toch maar mijn eigen broodje.

Morgen verder naar Sorges, ook geen grote etappe.

Veel interessante personen heb ik nooit ontmoet. ‘k Heb me ooit een boek aangeschaft van een Amerikaanse fietser die om de wereld reed op een bottenschudder aan het eind van de negentiende eeuw. Soms was ik een opzienbarend fenomeen, maar meestal één van de zoveel fietsers die passeerde. Die Amerikaanse fietser op zijn boneshaker werd aan hoven en paleizen als een zeer gerespecteerde gast ontvangen. Dat was allemaal voorbij in mijn tijd, ook al heb ik dan ook moeten horen in Benin “Wat zal jouw regering trots op je zijn”. Had ik deze mensen kunnen vertellen dat mijn regering niet op de hoogte was van wat ik deed?
Hoewel ik weinig belangrijke personen ontmoet heb, ben ik in Afrika toch geconfronteerd met het bestaan van enkele presidenten van een land. In Botswana in de hoofdstad Gabarone, ging ik naar de enige bioscoop in het hele land. De film begon niet op de afgesproken tijd. In plaats daarvan verscheen op het scherm een tekst die vermeldde dat de president ook de film wilde zien, maar hij was er nog niet, Iedereen werd verzocht nog enkele momenten geduld te hebben. In Centraal Afrika moesten we de papieren in orde maken, zo dat ik de wagen over kon nemen om naar Botswana te brengen. Die papieren vereisten een handtekening van de president. Ik verkeerde aanvankelijk in de mening dat dat de president van de zeg maar Centraalafrikaanse ANWB was, maar het bleek de president van het land te zijn. Hij moest persoonlijk tekenen dat ik bevoegd was de bewuste auto te rijden.

Dag 65, Zondag, 16 november 2008, Thiviers - Sorges, 15 km

Gered, voor deze zondag ben ik weer gered als ik na slechts vijftien kilometer wandelen in Sorges aankom, de supermarkt is open en het hotel ook Maar het hotel telt drie sterren en daar zal ik niks van merken als ik eenmaal slaap. De afgelopen nacht heb ik in Thiviers geslapen bij de secours catholique. Zeg maar de katholieke hulp. Het bed was lekker warm. De zeventienjarige Marokkaan kwam de hele nacht niet opdagen en de zeven en vijftigjarige Fransman begon vanmorgen al vroeg te mopperen dat het jochie de hele nacht er niet geweest was. Hij was verantwoordelijk voor hem. Zal allemaal best wel. Ik kleed me aan eet wat enzovoort en om zeven uur in het donker ben ik op weg. Vijftien kilometer scheiden me van Sorges. Het pelgrim onderkomen blijkt daar van 15 oktober tot 15 maart gesloten, het hotel telt drie sterren en de prijs is dienovereenkomstig. Ik neem de weg naar Perigeux, maar na honderd meter meldt zich een chambre d’Hote met en redelijke prijs. Ik installeer me, ga nog een keer naar de supermarkt want de maaltijd in het driesterren hotel restaurant is me ook veel te duur. Morgen vijf en twintig kilometer naar Perigeux.

Dag 66, Maandag, 17 november 2008, Sorges - Perigeux, 24 km.

Gisteren las ik op een richtingbordje dat ik de kant van Spanje opwandelde, vandaag staat het aantal kilometers erbij. Nog 385 kilometer scheiden mij van Spanje. ’t Is droog, hoewel de zon niet dor de wolken breekt. Af en toe is er een stukje blauwe hemel te zien, de thermometer bij een apotheek wijst veertien graden aan. Zou best kunnen want het is beslist niet koud. Zo langzamerhand verandert de streek. Gisteren zag ik bloeiende gorse. Die plant kennen we in Nederland niet, maar hij groeit veel in Nieuw Zeeland waar ik hem leerde kennen onder de Engelse naam gorse. Misschien zou je de plant wel wilde berberis kunnen noemen. De koeien zijn al een paar dagen verdwenen uit het landschap, realiseer ik me vandaag. Overal groeit bamboe en ook zie je hier en daar bananenplanten. Nergens hangt er echter een tros bananen aan en dat zou toch moeten in deze tijd van het jaar. Net toen ik terug kwam van de stad zag ik in een particuliere tuin een palmboom.
Ik slaap hier weer in een religieus complex, katholiek uiteraard. Waartoe het dient ontgaat mij, maar ze verwelkomen pelgrims en rekenen een Christelijke prijs voor een kamer.
Straks om half acht gaat het restaurant weer open. Eens zien of ze lekker kunnen koken.

Planten die je in Nederland niet ziet, groeien hier wel, dieren die we in Nederland niet kennen, ben ik hier nog niet tegengekomen. Soms zie je een paar lama’s in de wei, maar die zullen beslist geïmporteerd zijn vanuit Zuid Amerika, hoewel ik ze daar nooit gezien heb. Er liggen wel veel dode dieren aan de kant van de weg. Veel katten, soms een ree, Ook heb ik een das gezien en een vos. Waar ik me over verbaas is dat er zoveel rupsen dwars over de weg kruipen. Als ik het goed bekijk haalt er geen een de overkant. Bij regen kronkelen ook de regenwormen zich over het asfalt. Slangen heb ik nog niet gezien. Die zullen in deze tijd van het jaar ook wel in hun schuilplaatsen blijven. ‘k Had ooit in Joegoslavië een slang in mijn tent. Ik maakte me zo giftig dat ik het dier met een schoen hartstikke doodsloeg. Toen vertelde een kenner mij doodleuk dat de slang niet giftig was geweest. ‘k Heb veel slangen gezien. Ik weet niet eens meer waar. Maar slangen, giftig of niet giftig zijn banger voor de mens, dan de mens is voor de slang. Als je je komst maar ruim van te voren aankondigt, verdwijnen de slangen wel. Voelt een slang zich door jou in het nauw gedreven, dan bijt ie van zich af. De grootste slang zag ik ooit in Venezuela over de weg kronkelen, een meter of drie lang en zo dik als mijn bovenbeen. Daar fiets je niet zo maar overheen. Maar ook deze slang was bang voor de mens en was verdwenen voordat ik hem had kunnen vragen hoe ie heette. In Pakistan zag je veel gekko’s langs muren in woningen en restaurants scheren. Dat zijn hagedisachtige dieren. Zij schieten plotseling twee meter verder, wachten daar dan een tijdje en schieten dan weer verder. Je hebt er geen last van doordat ze in je bord met eten vallen, maar soms is het schrikken als zich daar plotseling op drie meter hoogte wat beweegt. Grappige dieren zag ik in Zuid Afrika. Dat waren de stokstaartjes. Altijd met zijn vijven of zessen bij mekaar, zich voortbewegend door het landschap op hun achterpoten en af en toe stilstaand om de omgeving te verkennen.
Nijlpaarden daarentegen zijn van een geheel andere orde. Ik bevond me eens in de Soedan in een gezelschap van ontwikkelde inheemsen. We zwommen in de Nijl. Iedereen rende het water uit toen daar wat neusgaten gesignaleerd werden in het water die aan deze dieren toebehoorden. Over het algemeen kun je zeggen, dat dieren in normale omstandigheden niet gevaarlijk zijn voor de mens. Maar zelfs een kat in het nauw maakt rare sprongen. Leeuwen ben ik nooit tegen gekomen, olifanten heb ik slechts vanuit de verte horen trompetteren. Giraffes heb ik wel gezien in Kenia. Zij zijn planteneters en zullen er dus niet op uit zijn de mens kwaad toe te brengen. In Brazilië zag ik eens een dier de weg oversteken ongeveer zo groot als een varken. Van voren zat er een spitstoelopende uitstulping aan en van achteren ook. Nooit ben ik er achter gekomen met wat voor dier ik kennis gemaakt had.
Kamelen kom je natuurlijk veel tegen in de Sahara. De kameel is tam, dus hij heeft een eigenaar. Ik beklaagde me er eens bij een kamelenbezitter over dat het mij niet lukte water uit de ondiepe plas te halen. “Als jij even mijn kameel vasthoudt, dan zal ik wat water voor je scheppen. Daar stond ik plotseling met een touw in de hand waaraan aan de andere kant een kameel vast zat. Ik wist totaal niet hoe deze eigenzinnige beesten zouden reageren. Het liep gelukkig goed af.
In Togo zag ik nog zo af en toe een man met een hond wandelen. Als de mens een hond uitlaat, zoals bij ons, doet ie dat heel anders als wat ik in Togo zag. Daar liepen de mannen met de hond ongeveer net zo als bij ons een boer die met een koe naar de markt gaat, ook al zie je dat niet meer. Wat bleek? Deze mensen brachten echt de hond naar de markt om te worden geslacht. Ik heb soms hondenvlees gegeten, het is niet lekker, maar in Togo werd het normaal aangeboden. Apenvlees kun je in Afrika ook vaak kopen, het is veel malser dan het taaie hondenvlees, maar toen ik een keer gezien had hoe een aap uitgebeend werd kon ik het apenvlees ook niet meer door mijn strot stoten. Daarvoor staat de aap toch te dicht bij de mens
Apen zijn er in diverse soorten. In Zuid Afrika op een camping kwam ik eens terug van de douche toen ik zag dat mijn tent helemaal omgeven was door apen. Ik begon te schreeuwen en ze verdwenen gelukkig. In Australië nooit last gehad van kangoeroes, maar in Nieuw Zeeland wel honderden dode opossums op de weg zien liggen. Dat zijn dieren waarmee geprobeerd is te fokken. Toen dat niet lukte, zijn ze vrij gelaten met alle gevolgen van dien. Ze hebben zich voortgeplant als de konijnen en toen later de auto kwam zijn ze bij bosjes de dood in gejaagd door het moderne verkeer. Pinguins komen niet alleen op de Zuidpool voor, maar ook in het zuiden van Zuid Amerika. Je kunt ze daar zien in kolonies. In Noorwegen en Zweden en ook in Finland zie je natuurlijk rendieren. Gewoon witte herten met wat grotere geweien.

Dag 67, Dinsdag, 18 november 2008, Perigeux – Saint Astier, 26 km.

Met schrik zie ik bij het opstaan dat het behoorlijk regent, maar een uur later als ik de straat op stap is het gelukkig droog. Niet lang overigens, want om tien uur begint het weer te plenzen. Gelukkig is er op de D3 die ik volg weinig vrachtverkeer dat zorgt voor veel opspuitend water. Vlak voor het stadje Saint Astier is een enorm militair complex, grotendeels uitgehakt in de witte krijtrotsen. Hier in Saint Astier, toch maar een klein stadje, wemelt het van de actieve horeca bedrijven. Misschien bestaan ze wel bij de gratie van het militaire complex.
Het blijkt te lonen “nee”te zeggen in het hotel en te zoeken naar de veel goedkopere chambre d’hote. Morgen verder naar Mussidan, ‘k heb goede hoop dat het droog zal blijven morgen.











  • 19 November 2008 - 17:34

    Gerrit:

    Bonsoir Jan, pelgrims zijn er - net als mensen - kennelijk in soorten en maten. Wel moet ik constateren dat er veel kuddedieren bij zijn die het liefste onder stabiele weersomstandigheden hun
    mijlen afleggen. Overigens, over de weg en de wegen nog dit, een joodse wijsheid luidt:' er is geen weg terug wel een terug naar de weg'.
    Over Nicaragua hoor je hier nooit meer, over Zimbabwe trouwens ook nauwelijks. Zou dat gunstig zijn?

  • 21 November 2008 - 06:37

    FRANS FRANCES:

    Dag Jan,sorry onze computer was nog niet aangesloten.zijn weer terug in barchem.Je zit wel heel dicht bij ons alle namen zijn bekend en perigeuxis maar een 30 km van ons vandaan. moeten flink bij praten.genieten van al je avonturen. bonne route HET WORDT STEEDS MOOIER ECHT.
    Liefs f en f.

  • 21 November 2008 - 11:56

    Margriet:

    Hallo Jan, je verhalen zijn een welkome vulling van mijn middagpauze op mijn werk! Boeiende verhalen en leuke voorvallen. Mij blijft het boeien!
    groet Margriet

  • 22 November 2008 - 21:06

    Maarten:

    alsof ik zelf meeloop, zo zie ik alles voor me gebeuren. Goede reis verder!

  • 22 November 2008 - 22:02

    Jan Van Preußen:

    beste jan ,
    leuk te lezen allemaal - ook het verhaal van heinz uit paderborn ! ik zal het aan rudi vertellen.
    koop ook even een z/w rolletje voor je foto dagboek - kan ik hier nu ontwikkelen in de doka.
    we wachten terwijl op
    nachwuchs - groet j.le d

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Frankrijk, Mussidan

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

18 December 2009

Prettige feestdagen

18 Oktober 2009

Oost west, thuis best? Of eind goed, al goed

05 Oktober 2009

De laatste loodjes

27 September 2009

Kom je over de hond

17 September 2009

Es viva Espagna
Jan

Actief sinds 11 Aug. 2008
Verslag gelezen: 439
Totaal aantal bezoekers 86809

Voorgaande reizen:

25 Januari 2011 - 31 December 2020

Onbekende duur

15 April 2010 - 15 Augustus 2010

Omweg naar Rome

15 September 2008 - 15 April 2009

Mijn eerste reis

Landen bezocht: