In Berlijn rechtsaf. - Reisverslag uit Berlijn, Duitsland van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu In Berlijn rechtsaf. - Reisverslag uit Berlijn, Duitsland van Jan Bloemendaal - WaarBenJij.nu

In Berlijn rechtsaf.

Door: Jan Bloemendaal

Blijf op de hoogte en volg Jan

04 Mei 2010 | Duitsland, Berlijn

Dag 9, vrijdag 23 april 2010, Höver.

Wie weet waar Höver ligt? Binnenkort weet ik het waarschijnlijk ook niet meer, ondanks dat ik hier lekker gegeten heb. Deze keer een pizza quatro stagioni. De Turken bakken tegenwoordig ook pizza’s en dat doen ze meestal niet eens zo slecht, hoewel een “pizza döner” natuurlijk op geen enkele Italiaanse traditie kan terugvallen.
Vanmiddag at ik bij een Chinees in Hannover.
Ondergronds bij de Hauptbahnhof is daar een ruimte gecreëerd met kleine eettentjes van internationale oorsprong. Dit idee zag ik meer dan vijf en twintig jaar geleden al in Amerika. Je kunt uitzoeken welke nationaliteit jou van de gewenste gerechten gaat voorzien. Je wordt snel bediend en de prijzen zijn een habbekrats.
Hier in Duitsland kom je veel Chinese eetgelegenheden tegen die uiterst sober zijn uitgevoerd. Voor vijf Euro eet je daar al een bord vol gebakken Nudeln met vlees en groente en de smaak is heerlijk.

Vanmorgen stond ik me al voor zes uur te scheren tussen een klein geboomte, aan alle kanten omringd door verkeerswegen, maar niemand kon me zien. Ik had er heerlijk geslapen al is steeds het laatste uur in het donker steenkoud. Daar kun je je niet tegen wapenen. De zon komt al wel en half uur eerder op, dan een week geleden. Ik wandel nog steeds tamelijk oostwaarts, dus ik veroorzaak min of meer zelf het effect van de steeds vroeger opkomende zon. Vanmorgen stond ik om half zes op. Dan heb ik zo juist het moeilijkste uur van de dag achter de rug. Ik doe zo snel mogelijk de buitentent af, trek zo gauw mogelijk de lange broek aan die de hele nacht onderdeel was van mijn hoofdkussen, trek mijn jas aan, die vannacht ook hetzelfde doel diende en tracht mijn zaken te regelen. Opnieuw is de condens op de buitentent bevroren. Het heerlijke van deze tent is, dat er geen condensvorming is op de binnentent. Want dat is pas echt koud als je daar ’s nachts tegen aan stoot met blote huid.
Vanmorgen maak ik mijn toilet met een fleece deken over de schouders, om enigszins de lichaamswarmte binnenboord te houden.

Twee kilometer scheiden me van Ronnenberg en de bakker daar is best bereid me belegde broodjes en koffie te verstrekken. Dan gaat het verder richting centrum Hannover. De weinig richtingbordjes zijn er opgehangen door tekentafelartiesten met autodenkstelsels in hun hoofd. Aan een voetganger op Durchfahrt is niet gedacht. De zon en wat voorbijgangers moeten mij helpen de juiste richting te vinden. Twee keer krijg ik te horen, dat het nog heel ver is. Gek genoeg is in iedere kleine stad of dorp waar ik door kom een plattegrond van het bebouwde gebied opgehangen, maar hier van deze grote stad Hannover, waar ik kennis van de indeling zo hard nodig heb, is niks te vinden.

Ik tref niet een oude binnenstad aan, die ik toch eigenlijk wel verwacht had. Me oriënterend aan de stand van de zon, wandel ik zo veel mogelijk naar het oosten. Om vier uur sta ik bij de Hindenburg sluizen in Anderten, waar juist een schip uit Rotterdam beladen met spoorstaven binnenvaart. Dan ben ik aan de oostrand van Hannover en begint weer een stuk platteland met hier een daar een dorp of een stadje. Om vijf uur ben ik in Höver. Hier wil ik eten en water inslaan en dan een klein stukje verder op weg naar Lehrte ergens de tent opbouwen.

Dag 10, zaterdag 24 april 2010, Uetze.

Dat was al een hele tippel vanmorgen. Sinds kwart over zes wandel ik en om kwart over een strijk ik neer bij de Turkse grill in Uetze. Bijna onafgebroken heb ik gewandeld en nu wil ik een flinke rustpauze nemen. Voor de tiende dag in successie schijnt de zon. ’s Morgens is het meestal onder nul en ’s middags doet het al zomers aan. De natuur komt op gang. Het gaat langzaam maar als ik de ontwikkeling vergelijk met een week geleden bij Tecklenburg, dan is er toch echt deze week een sprong voorwaarts gemaakt in de natuur, ook al bloeit de forsythia nog volop. Nog bijna nergens zie je bij die heester de bladontwikkeling opkomen ten koste van de steeds meer verleppende bloeisels

Dag 11, zondag 25 april 2010, Isenbüttel.

Terwijl de Duitsers de uitbraak van de zomer vieren, rits ik voor het eerst de pijpen van mijn lange broek af. Wat een feest vandaag overal rondom mij heen. Heel de wereld is buiten en fietst, loopt, beweegt zich voort op rollerskates, of zit gewoon buiten in de tuin.
Weliswaar zijn minder bakkers geopend op zondag, maar verder is het in tegenstelling tot Frankrijk op zondag een en al leven. Terrassen zitten vol en restaurants zijn alom geopend. Kom daar in Frankrijk eens om, om van Engeland nog maar niet te spreken. Of is daar de laatste jaren de zondagsactiviteit toch toegenomen? Net als vorige week zondag nemen honderden motorrijders de gelegenheid waar om een ritje te maken. Door de week zie je ze niet, maar op de beide zonnige zondagen die ik hier nu al gewandeld heb, zie je ze bij tientallen over de weg scheren.
Maar dat neemt allemaal niet weg dat het ook vanmorgen redelijk koud was bij het opstaan. Vijf kilometer scheidden me van het eerste dorp, Meinersen geheten. Drie bakkers gezien, de eerste kondigde aan op zondag nooit geopend te zijn, de tweede zou om acht uur aan de verkoop beginnen en het was pas zeven uur en de derde was geopend maar de juffrouw achter de vitrine vertelde me minzaam dat het op zondag niet de moeite loonde koffie te zetten of broodjes te beleggen. Daar sta je dan met nog twaalf kilometer te gaan voordat er weer een nederzetting zal verschijnen met consumptiemogelijkheden. Wel passeer ik onderweg een al in bedrijf zijnde asperge verkoopkraam, maar hoewel ik gek ben op die stangen, heb ik me nog nooit aan rauwe asperges gewaagd. Maar zie daar; vijf kilometer voor Gifhorn een echt hotel. Naar binnen glurend zie ik een voor het ontbijt gedekte tafel klaar staan. Desgevraagd kan ik er ontbijten. Na een paar minuten wordt mijn uitzicht belemmerd door twee ontbijtende mensen met hond. Die hond is nog een keer tot daar aan toe, maar die mensen zijn zo verschrikkelijk dik dat me de eetlust bijna benomen wordt. Waggelend hebben ze zich voorzichtig naar de ontbijttafel gesleept. Verschrikkelijk moet het zijn om dag en nacht al dat gewicht mee te moeten torsen. Ik kan het weten, want ik ben ook dik geweest, maar gelukkig niet zo dik als deze mensen.
De waardin is erg geïnteresseerd in mijn avonturen, ze komt bij me aan tafel zitten en vraagt honderd uit over mijn voorgenomen en reeds gedane wandelingen.
Dan verder naar Gifhorn, daarbij gehinderd door een camper die op de weliswaar niet officiële parallelweg staat opgesteld, recht tegenover een andere camper aan de andere kant van de weg. “Vreemde opstelling als je het gezellig wilt maken”, denk ik nog, maar dan stuit ik even verder op weer een dwars opgestelde camper en dan besef ik pas welk doel die campers hier dienen. Er wordt nog geslapen en gezien de deplorabele toestand van de campers alleen al, voel ik weinig behoefte bij één van deze Doornroosjes voor prins te spelen.

In Gifhorn haal ik me een mooi stempel bij de Stadhalle en ik word tot engel verkaard want, zo hoor ik “Wenn die Engel reisen, gibt es schönes Wetter”.
Van de week op een postkantoor werd me een stempel geweigerd. “Nein, dat mogen wij niet”, gaf de man als antwoord. Maar ik kon hem over de streep halen, door mijn spontane verzuchting “Ach Mann hör’ doch auf!” Zo’n durfal zal je maar als collega hebben!.

Twee uur na het stempel in Gifhorn ben ik in Isenbüttel met nog altijd fantastisch weer. Daar strijk ik neer in een café met een reuzenscherm. Ik onderga lijdzaam de Bundesliga voetbalsfeer. Hiernaast is een Italiaans restaurant, daar zit iedereen in de zon ijs te eten, maar ik heb totaal geen stroom meer en kan hier binnen heerlijk de batterij weer opladen. Straks zal ik daar wel een pizza eten en dan verder richting Wolfsburg, waar ik nog iets hoop mee te krijgen van de Volkswagen fabrieken.

Dag 12, maandag 26 april 2010, Wolfsburg.

Dat ik nu uitgerekend hier op maandag langs het automuseum kom. Als doorgewinterde toerist weet ik dat op maandag vaak de musea gesloten zijn. Jammer, maar ik ga niet een dag hier zitten wachten.

Wolfsburg; het Detroit van Duitsland. Vier van de vijf auto’s die me passeren zijn Volkswagens, in alle mogelijke typen en modellen. Nooit twee Lupo’s bij mekaar gezien, hier zie ik er drie achter mekaar rijden. Nog nooit zag ik ook zoveel auto’s geparkeerd of uitgestald bij elkaar staan. Een mooi gezicht van bovenaf, moet dat zijn.
De stad is tamelijk uitgestrekt. Ik loop er van west naar oost door. Hoewel ik wel een bordje zie dat vermeldt “Alt Wolfsburg” meen ik me toch te herinneren dat de stad uit de grond gestampt is vanwege de Volkswagen fabrieken. Het is hier één en al Volkswagen wat de klok slaat. Lijkt me vreselijk om hier te wonen. Na een tijdje wil je toch ook wel eens weer toeven in een normale stad of dorp. Maar à la, als je niet beter weet. Wat dat betreft lijkt het me hier toch nog een stuk beter dan in de industriesteden die in de voormalige DDR uit de grond gestampt zijn, zoals bijvoorbeeld Chemnitz, het vroegere Karl Marxstadt en meer van die socialistische gedrochten.
Toch eigenlijk wel gek dat in de vroegere arbeiders- soldaten- en boerenstaat, deze drie bevolkingsgroepen het minder goed ging dan in het westen waar het hier heette dat juist deze bevolkingsgroepen daar uitgebuit werden door het kapitalisme..

Voor het eerst vannacht geen kou geleden. Heerlijk geslapen. Geen kou weliswaar, maar alles heeft zijn prijs. De zon is weg en er waait een gure westenwind, die ik in de rug heb. Dit weer doet bijna herfstachtig aan en we houden het niet droog vandaag, verwacht ik.

Oebisfelde, in Sachsen-Anhalt, de voormalige DDR daar ben ik na twaalf dagen wandelen gekomen.
Kort voor Oebisfelde, vanmiddag om half zes passeerde ik de plek waar vroeger het ijzeren gordijn neergelaten was. Er stonden nu herinneringsborden, maar ik had geen belangstelling en een foto maken was helemaal onmogelijk. Het regende dat het goot en ik was doornat geworden. Weliswaar had ik in Wahrstedt, nog in Niedersachsen geschuild, maar toen het leek dat de bui over was, nam ik het pad weer op. Was de regen vanmorgen nog wat druilerig, na vieren leken de buien wel tropisch, maar ja tussen Wahrstedt en Oebisfelde kon ik nergens schuilen. Drijfnat arriveer ik in Oebisfelde, een stadje dat nog niet tot ontwikkeling gekomen is na de Wende. Hotels schijnen er niet te zijn en de eerste de beste döner imbiss die ik tegenkom schiet ik binnen, niet alleen om te eten, maar ook om te kunnen opdrogen. Ik hoor dat er alleen maar overnachtingsmogelijkheid is in het vijfhonderd meter verder gelegen pension Peters. Maar pension Peters is belegt en het andere adres dat mij daar gewezen wordt, een speelhal met kamers, is ausgebucht. Dan is er nog een hotel drie kilometer linksaf, maar of daar plaats is weten ze hier uiteraard ook niet. Was het drie kilometer verder, dan o.k., maar om zes kilometer om te moeten lopen voor een onzeker bed gaat mij te ver. Dan maar zoeken naar een noodoplossing. Het lijkt me absoluut niet aantrekkelijk ergens de tent op te zetten. Bij het station zie ik ook geen mogelijkheden, dus dan maar terug naar de weg naar Gardelegen. Op het kruispunt daar zie ik een bouwval, het is er droog. De bodem is beton, maar tot mijn geluk liggen er grote stukken schuimplastic. Die gaan vannacht mijn matras vormen. Tot mijn schrik realiseer ik me, dat het pas half zeven is en dat het nog meer dan twee uur zal duren voordat het enigszins donker gaat worden. En de omgeving is hier nu niet zo opwekkend, dat ik daar enige uren bij daglicht ga zitten, dan maar terug naar een kroeg, daar wat schrijven en de nacht afwachten.

Dag 13, Dinsdag 27 april 2010, Mieste.

Heerlijk en ongestoord geslapen op een matras van schuimplastic. Geen enkele kou drong tot me door. Met een schok word ik pas om zeven uur wakker. Het stadje is al wakker. In een van de weinige winkels huist een bakker, die wel koffie schenkt, maar geen belegde broodjes verkoopt. Voor belegde broodjes moet ik naar buurman de slager, maar die blijkt pas om negen uur open te gaan. Dan de maag maar gevuld met zoete koeken.
Even voor negenen gaat het verder over de B188 richting Gardelegen dat op drie en dertig kilometer afstand ligt. Dat zal ik vandaag wel niet meer halen. De weg is niet druk en het loopt erg prettig deze dag, want om de twee à drie kilometer is er een dorpje met steeds een horecavoorziening. Als ik met de middag in Miesterhorst ben en door borden gemaand wordt asperges te gaan eten, blijkt het betreffende restaurant op dinsdag juist zijn rustdag te hebben. Er is alleen nog een ijs- en gebakcafé open, maar om nu al weer gebak als maal te nemen, neen, dank je. Aan het eind van het dorp woont de slager, wie weet heeft hij belegde broodjes. Neen, geen belegde broodjes, maar hij wil me wel een paar bokworsten warm maken en daar een schijf brood bij doen. En een Pott koffie wil hij ook nog wel voor me zetten.
Prima toch! De slager is bioslager maar verkoopt geen rundvlees. Rundvlees is te duur voor de mensen hier op het platteland. Alleen voor varkensvlees en -producten kun je bij hem terecht.

Vijf kilometer loop ik nog verder naar Mieste. Daar begeeft mijn zin om verder te lopen het. Ik wil een kamer waar ik eindelijk weer eens lekker douchen kan en schone kleren aan. Maar al weer, het pension bij het reisbureau is ausgebucht of belegt. Maar de dames zijn hoogst geïnteresseerd in mijn reis. Er wordt een ander pension gebeld en daar is wel plaats. Men noemt zich hier pension, maar ik zie geen verschil met een hotel. Voor een zacht prijsje heb ik hier een kamer, waar ik me lekker douchen kan, televisie kan kijken mijn apparaten kan opladen en ook nog slapen kan.
Mieste is een echt mooi dorp. Er is een grote open vlakte, omzoomd met geknotte lindebomen, waar achter weer vakwerkhuizen staan. Midden op de open vlakte staat een ook in vakwerk uitgevoerde kerk. Al vaker heb ik vandaag gedacht dat de dorpsopbouw Slavische trekken vertoont en mijn vermoedens krijgen bevestiging in de dorpsomschrijving hier, waar gesproken wordt over de Wendische oorsprong van het dorp. De Wenden of Sorben zoals ze ook nog genoemd worden vormen nu nog één van de weinige etnische minderheden op Duitse bodem. Zij rekenen zich tot de Slavische volken, hebben tot nog toe hun eigen taal, die nog door vijftig duizend mensen gesproken wordt. Zo’n taalgebied is te klein om te kunnen rekenen op een eeuwige voortzetting. Zij presenteren zich tegenwoordig nog als Sorben in het uiterste zuidoosten van Duitsland, met Bautzen als centrum. Ze zijn bekend onder anderen van hun eierschilderfolklore en blauwververij.

Ik installeer me en wil het dorp in om wat te drinken. Er zijn een paar horecabedrijven, maar ze gaan allemaal niet eerder open dan vijf uur. Dan maar terug naar de bakker in de supermarkt voor een kopje koffie. Als ik om vijf uur terug ben in het centrum van het dorp heeft ook de Trinkhalle zijn deuren geopend. Echt nog een kroeg die weinig veranderd is sinds de DDR tijden voorbij zijn. Het is een puzzel om de ingang te vinden. Maar als je van kleins af aan aan de hand van je vader hier binnengewandeld bent, vormt het vinden van de ingang natuurlijk nooit een probleem en vreemden komen hier niet. De tap is niet open, maar de waardin verkoopt het bier per fles. Eén Euro kost een fles bier van een halve liter. Ook op dit punt schijnt de tijd stil te hebben gestaan. Ik kom in gesprek met een ex-wielrenner van twee en zeventig jaar, die tegenwoordig geen kilometer meer lopen kan vanwege versleten knieschijven. Hij is twee maal bij familie in Australië op bezoek geweest en vertelt daar geanimeerd over. De wanden van deze Kneipe worden ingenomen door achter glas opgestelde miniaturen van vrachtauto’s, verzameld door de niet aanwezige waard. Ze vormen een prachtige versiering van dit dranklokaal waar nog echt ouderwets gerookt wordt. Heerlijk! Al ben ik blij dat ik al jarenlang van het roken af kan blijven.

Het bevalt me hier wel in Sachsen Anhalt. Je komt er gemakkelijk met de mensen aan de praat, anders dan in Nedersachsen. Daar waren de mensen veel geslotener en afwachtender, in tegenstelling tot Westfalen, waar ik de mensen vrolijke flapuiten vond. Hier in Sachsen Anhalt maken ze gemakkelijk een praatje en het gaat al gauw ergens over. Prima toch.

Eigenlijk vind ik heel Duitsland prima. Als ik nog denk aan verleden jaar Frankrijk en nu Duitsland op dezelfde wijze meemaak, vraag ik me af waarom Duitsland niet op de plaats staat waar zoveel Nederlanders Frankrijk gezet hebben. Duitsland is mooi qua natuur en qua cultuur. Het is er verzorgd. Je kan er op elk willekeurig moment eten. Je kan de mensen veel beter verstaan dan in Frankrijk. Het is er goedkoop en het wordt je niet kwalijk genomen dat je geen Duitser bent. Nou ja die oorlog dan, maar die mag in deze tijd geen rol meer spelen, bovendien hebben we in de geschiedenis vaker oorlog gehad met Frankrijk, dan met een Duits land, heb ik me laten vertellen.
Oh ja, Duitsers zijn zo luidruchtig. Klopt, maar dat geldt voor iedere nationaliteit die zijn landsgrenzen over gaat. Ooit een groep Nederlanders in Oostenrijk ontmoet, of een groep Amerikanen in Griekenland? Thuis zijn Amerikanen best prettige mensen, maar gaan ze groepsmatig als toeristen de grens over, dan zijn ze luidruchtig en ergerlijk en dat lijkt te gelden voor veel nationaliteiten.

Dag 14, Woensdag 28 april 2010, Gardelegen.

Weer zo’n heerlijke dag! Ik ontwaak in een hotelbed. Nuttig een uitgebreid ontbijt en begeef me op weg naar Gardelegen, waar ik proberen wil om mijn was gedaan te krijgen. Steeds zal ik de B188 kunnen volgen naar die stad, maar ik prefereer een weg langs het spoor die op een gegeven moment ophoudt. Dan moet ik door het bos klunen en dat valt niet mee. Langs de spoorbaan, die hier uit drie sporen bestaat, loopt een smal tegelpad. Dat te gebruiken is verkieslijker, dan in het wilde weg door het bos. Bij Solpke, vijf kilometer voor Gardelegen neem ik toch de B188 maar weer. Vlak na het kombord van Gardelegen kan ik bij een computerzaak even mijn e-mails bekijken en de reacties lezen van vele lezers op mijn eerste verslag. Het thuisfront steunt me, merk ik. Hartelijk dank voor de mooie reacties!
Kosten voor raadpleging van het internet nihil. Er wordt zelfs uitvoerige gegoogeld naar de wasmogelijkheden in Gardelegen en op campings in de omgeving.
De bakker achter de Lidl schenkt me koffie, daar ben ik echt aan toe, na de twaalf kilometer die ik al gelopen heb.
In het centrum bij het Fremdenverkeersbureau organiseren twee vrouwen voor mijn kleren een wasbeurt bij de wasserij. Om half vijf zal ik het zaakje weer droog kunnen ophalen. Ook de geldautomaat bij de bank is nog niet leeg en in het Heimatmuseum vertelt men mij dat vroeger van de vijfhonderd huizen er twee honderd vijftig een brouwlicentie hadden. Nu zijn er nog enkele brouwereien in de stad.

Het blijft prachtig weer. Voor de verandering eet ik maar weer eens asperges. Het leven is goed in dit prachtige hanzestadje, waar iedereen vriendelijk is en niemand gestrest lijkt.
Wat in ruime mate er toe bijdraagt dat je je wel voelt in dit stadje is ongetwijfeld het ontbreken van geparkeerde auto’s. Dat gebrek geeft een merkwaardige rust in het stadsbeeld.
Net als mijn euforie zo ongeveer zijn hoogtepunt heeft bereikt is het tijd om de was op te halen en zakt mijn enthousiasme over het wel en wee hier. Voor het perfekt in schone staat afleveren van de was wordt een bedrag gerekend dat maar anderhalve Euro minder is dan de prijs van de kamer van de afgelopen nacht. Kassa! Daar moeten we de volgende keer wat anders op verzinnen. Niet wassen, maar gewoon nieuwe kleren kopen lijkt niet eens zoveel duurder.

In de Nicolaikirche is een foto tentoonstelling ingericht over de verschrikkelijk ramp die zich hier aan het eind van de tweede wereldoorlog voltrok. Een groep van meer dan duizend concentratiekampgevangenen was op mars voor het Russische leger uit naar het westen.
Hier bij Gardelegen stootten ze op het uit het westen komende Amerikaanse leger. De SS dreef de gevangen daarop een grote boerenschuur binnen en vervolgens werd er de brand ingestoken. De gevangenen die de brandende schuur uitvluchtten werden neergeschoten. Vijf en twintig gevangenen overleefden deze hel. Duizend en zestien kwamen er om het leven.
Dat is toch bijna niet te bevatten. Ze werden in een massagraf gekieperd en twee dagen later waren de Amerikanen er, die lieten door de bevolking van Gardelegen alle lijken weer opgraven en daarna kreeg iedereen een persoonlijk graf.
Van Katyn, onlangs nog in het nieuws, hebben we wel wat gehoord, het aantal omgekomenen was daar het twintigvoudige, maar van deze ramp had ik nooit gehoord. Je vraagt je toch wel af hoe dat allemaal heeft kunnen gebeuren? Onvoorstelbaar en toch is het gebeurd.

Ik schommel de stad uit richting Kloster Neuendorf, drink er een biertje en wandel het dorp uit om ergens de tent op te zetten.

Dag 15, Donderdag 29 april 2010, Stendal.

“Stendal 31” las ik vanmorgen in alle vroegte op een bordje. “Misschien haal ik dat vandaag wel”, dacht ik erbij en nu, het is nog maar half twee, ben ik er al.
Nou ja, moeten is ook wat.
Om even over vijf de tent uit en dan het plegen van de voor vertrek benodigde handelingen die al een automatisme zijn geworden. Na vier kilometer sta ik bij de bakker. Tasse kaffee, een broodje kaas en een broodje ham en dan net als ik verder wil gaan, een geïnteresseerde broodkoper, die alles wil weten van de tocht. Hij wil een kaart als ik in Rome ben. Nou dat beloof ik en als ie me dan ook nog op de foto heeft gezet loop ik verder. Een goed begin van de dag. Even later weer een dorpje en dan vele kilometers bos. Soms is er een fietspad, zodat ik niet constant het tegemoetkomende verkeer in de gaten hoef te houden, maar grote stukken moet ik aan de linkerkant van de rijbaan afleggen. Na elf kilometer komt er een veldkeuken in zicht en dan besef ik dat ik echt weer in de vroegere DDR ben met zijn typische veldkeukens, die regelrecht uit het Russische leger stammen. Gelukkig zijn ze na de Wende blijven bestaan. Goulaschkanone worden ze ook wel genoemd. Je kan er heerlijk een hapje eten, een soep naar binnen slurpen of koffie drinken en dat alles tegen vooroorlogse prijzen.
Bij het kruispunt bij de veldkeuken zie ik dat het nog vijftien kilometer naar Stendal is. Enige kilometers gaat het nog over de B188, dan zie ik kans mijn weg te vervolgen door weiland en over veldwegen met constant het spoor aan de rechterhand

Heej, dat was lekker. Nog steeds in Stendal, vijf honderd meter voor het eind van de stad eet ik bij een Griek. Ik heb geloof ik al wel bij tien nationaliteiten gegeten, maar nog steeds niet in een Duits restaurant met een “gutbürgerliche Küche”.
Erg vind ik het niet, maar het zet je wel aan het denken. Zouden de Duitsers te ver doorgeschreden zijn in hun welvaart om nog een restaurant met zijn afwijkende werktijden te willen runnen”? Zoals gisteravond ook in Kloster Neundorf, een echte ouderwetse Gaststätte had ik verwacht en het gebouw aan de buitenkant versterkte die verwachting. Binnengekomen tref je dan een Chinees aan, die de zaak op Duitse wijze tracht te runnen, wat helaas niet lijkt te lukken. Ik zat er meer dan anderhalf uur als enige gast. Dat voelt ook niet lekker. Alsof je de waard van zijn bezigheden afhaalt voor dat enkele biertje dat je drinkt. Maar ja, dan had ie de zaak maar dicht moeten houden.
Vanmiddag gegeten bij een Turk. De vrouw die mij te woord stond leek me een volbloed Duitse, denkelijk getrouwd met de Turkse eigenaar. Ze moet gezien hebben, dat ik moe was en plaagde me met allerlei vragen, zoals of ik het bier warm of koud wilde hebben. “Heiss” heb ik geantwoord. Zo een schertserij kan alleen maar in het socialisme, of kennelijk nu ook in het voormalig socialisme. Je wordt hier ook vaak direct met du aangesproken en dat doe ik ook vaak. “Kameraden unter sich”.
Weggemoffeld in een hoekje van de tuin heb ik nog maar één keer een Trabant gezien en de DDR tijden vormen geen onderwerp van gesprek meer. Althans tot nog toe.
Wat is dit land er sinds de DDR tijd op vooruit gegaan, materiëel tenminste. Je komt ze nog wel tegen de onregelmatige kinderkopjes in het plaveisel, maar ze zijn nu wel geëgaliseerd. Je ziet nog wel grauwe betonkleurige gebouwen en woonhuizen, maar ze zijn verre in de minderheid. En wat heeft dit land een baat bij de veertig jaar dat er niets ontwikkeld of opgebouwd werd. Het oude dat noodgedwongen bleef bestaan, wordt nu zorgvuldig gekoesterd en opgeknapt. Wat een rust ook in de binnensteden, gisteren in Gardelegen en vandaag weer in Stendal. Er is weinig autoverkeer en uit de binnenstad wordt het stelselmatig geweerd.
Het stomme is dat dit prachtige vakantieland zo dicht bij Nederland ligt en zo onbekend is voor de meeste van mijn landgenoten. Prachtig zijn de Middeleeuwse Hanze stadjes met hun in baksteen uitgevoerde gebouwen. Vaak ben ik in Mecklenburg-Vorpommern geweest dat een bevolkingsdichtheid heeft van vijf en zeventig mensen per vierkante kilometer. Sachsen Anhalt is iets dichter bevolkt maar haalt bij lange na niet de meer dan vijf honderd mensen die bij ons op een vierkante kilometer gemiddeld geperst moeten worden. Ook in dit land is er nog volop ruimte.

Dag 16, Vrijdag 30 april 2010, Tangermünde.

Koninginnedag in Nederland. Ik denk eraan, maar heimwee? Nee! Hier is het iedere dag feest. Vanavond wordt de meiboom opgesteld. Gek genoeg zie je in dit nieuwe bondsland minder activiteiten aangekondigd dan in de oude landen waar ik toch nog toe gepasseerd ben.
Afwachten wat er morgen te merken zal zijn van de eerste mei die wij als een van de weinige landen in de wereld niet vieren. Jaren geleden kwam ik op de eerste mei Kenia binnen. Ik had niet met die eerste mei gerekend, maar alles lag plat vanwege de viering.
Tangermünde is weer zo’n fantastisch mooie oude stad, uitgevoerd in rode baksteen. Dankzij het socialistische regiem waar niet geïnvesteerd werd door niet bestaande ondernemers is de binnenstad weliswaar vervallen geweest, maar zorgvuldig weer opgeknapt. Het is er heerlijk toeven. Reeds voor half acht was ik hier. Er wacht me nu een sprong van ruim dertig kilometer tot Rathenow, over de B188 waar weinig voorzieningen te verwachten zijn. Daarom wil ik hier middageten, alvorens de sprong te maken. En de zon schijnt weer, een uur geleden trok er een dikke bui over, die gelukkig geen sporen achter liet hier.

Dag 17, zaterdag 1 mei 2010, Rathenow.

De eerste mei viering in dit deel van het land is ook niet meer wat ze was in die goede oude socialistische tijd. Onderweg heb ik veel minder activiteiten aangekondigd gezien dan in de oude bondslanden en er is ook inderdaad weinig te doen, tenminste hier in Rathenow, waar, bij een oorlogsbeeld uit de achttiende eeuw een muziekkorps staat opgesteld, het vuur voor de braadworst brandt, je wat slappe lauwe koffie kan kopen en bier uit plastic bekers. Maar hoor, daar begint een kerel die met een microfoon loopt, te spreken. Wat ie allemaal zegt, ga ik niet volgen. Het zal er wel op neer komen dat de strijd nog lang niet gestreden is en dat we recht hebben op meer.
Maar de braadworst is goed en niet duur. Ook als spreker nummer twee is uitgesproken, komt er niet maar applaus dan van hooguit vier van de vijftig aanwezige mensen. Neen, die viering heeft echt betere tijden gekend en dan denk ik aan 1972 toen ik in Leipzig de oefening voor de 1 mei parade meemaakte. “Men oefende toen net zolang tot het spontaan kon”, zei Wim Kan al. Ja de hele binnenstad werd druk bevolkt door duizenden mensen die allemaal vlaggen droegen. Maar ja de organisatie was toen in handen van de SED en nu moet de SPD het doen.
Is deze viering nu nostalgie of toekomstgericht?

Het lopen ging goed vanmorgen. Om half negen, na een mars van twaalf kilometer door bijna alleen maar bos was ik aan de rand van Rathenow. Imbisse gesloten, maar de Tankstelle biedt worst met koffie.
Ik kom er aan de praat met een filosofisch ingestelde, uit het leger gepensioneerde Brandenburger die de voordelen ziet van de nieuwe tijd maar toch met weemoed terugdenkt aan DDR tijden, toen het allemaal veel gemoedelijker onder elkaar was en er niet zo veel met de ellebogen werd gewerkt. Hoe gemoedelijk kan het dan geweest zijn als ik de verhoudingen hier en nu als veel gemoedelijker ervaar dan in het westen?
Gisteravond nog in het dorpje Wust toen ik inkopen deed en me spontaan aangeboden werd de diepvriesbroodjes te ontdooien in de magnetron en ik denk ook aan de slager van de week, die een paar worsten voor me warm maakte.

Dag 18, zondag 2 mei 2002, Brandenburg.

Met McDonalds heb ik niet gerekend. Maar ja ik ben in de stad Brandenburg. De bakkers zijn nog niet te vinden en het tankstation verkocht slechts koffie en dan is McDonalds een uitkomst. Je kan er ook rustig zitten. Niet eerder heb ik iets gratis gekregen bij dit wereldconcern, maar vanmorgen hoef ik het tweede kopje koffie niet te betalen. Niks ten nadele van McDonalds, maar ze zijn in ieder land duur met de koffie.

Gisteren was de koffie overal goedkoop. Dat begon al in Rathenow met zijn bescheiden 1 mei viering. Maar ik liep door naar Premnitz, waar de viering iets groter was opgezet, ook al had het geen grand allure. Een bakkerijketen opende er een nieuw filiaal met de uitgifte van goedkope braadworst, koffie en bier. Een eindje verderop vierde de plaatselijk belangen vereniging zijn eerste mei, zonder enige politieke inhoud. Een zangkoor van vijf en twintig mensen sterk zong mooie oude Duitse volksliederen, daarbij begeleid door een orkest van gelijke grootte. Ik genoot. Wanneer hoor je bij ons nog oude volksliederen in het openbaar uitgevoerd?
Ik kwam er weer aan de praat met een acht en vijftigjarige man over het leven vroeger en nu.
Voor hem was het leven in de DDR tijd zorgelozer geweest. Tegenwoordig had hij problemen. Hij was werkloos en moest in een Harz IV toestand, de beruchte Duitse minimum uitkering, zien te overleven. Vroeger was er dictatuur, maar het leven was zorgeloos. Hij sprak erover als over een dierbaar dement oudje; liefdevol, maar blij dat ze de tanden verloren heeft.

Ik wandelde verder en vind zes kilometer na Premnitz in een bos een hoop droog stro waarover heen ik mijn tent opzet en heerlijk slaap zonder last van optrekkende kou in de vroege morgen. Wel heb ik deze nacht voor het eerst een buitje regen op mijn dak.

Met Brandenburg is het nooit weer goed gekomen. Er zit kraak nog smaak aan. Hoge DDR woonflats, waarvan gepoogd is de mistroostigheid te verdoezelen met een laag verf op de buitenmuren. De plattegrond van de stad is geheel afgestemd op autoverkeer. Aan het begin van de bebouwing staat de Altstad aangegeven en dan tijden lang niet meer, totdat je gaat denken dat je de stad al door bent en de Altstad gemist hebt, je een bordje naar links verwijst de Altstadt in. Maar in de verste verte zie ik geen oud stadcentrum. Dan maar recht door. Bij de afslag naar de Neustad is een Turk met döner, goed voor een bord van gelijke naam.
Er zit stemming in de tent. Een kerel komt agressief binnen, begint te schelden tegen een der gasten en als hij even later van het toilet terug komt, barst hij opnieuw in razernij uit. Een ongeveer vijftigjarige vroeglelijke, gezette, rondborstige en hooggeblondeerde vrouw treedt aan, kust hier en daar een kerel, gaat zitten en begint vervolgens minachtend naar iedereen uit te halen. De mannen scheppen er plezier in, iedereen gilt en brult van het lachen, mij ontgaat de humor door gebrek aan kennis van het Brandenburger dialect. Een kerel komt van het toilet, waar hij lang geweest is en laat dan hardop horen dat ie dacht dat ie een kind moest krijgen.
Als ik opsta en me in het tuig hijs, wordt het stil. Een man die tegenover mij stilzwijgend voor zich uit heeft zitten staren, begint te vragen over de reis. De hele aanwezigheid luistert mee. “Alle Achtung!”. Dan verlaat ik het etablissement.
Strijk even later neer voor mijn middagdutje. Wanneer ik denk nu toch wel aan het stadseinde te zijn, zie ik het Brandenburger Hauptbahnhof aan mijn rechterhand. Toch ben ik dan gauw aan de stadsrand en wandel richting Potsdam, dat nog vier en dertig kilometer verder zal liggen. Ik heb goede hoop dat ik dinsdag die koffer die ik nog in Berlijn heb met Berliner lucht zal kunnen ophalen en dat binnen drie weken na vertrek uit Nederland.

Vanavond heb ik geluk, in Jeserig, tien kilometer na Brandenburg is een werkend restaurant waar ik vertoeven kan, ook al heb ik al gegeten bij Burgerking aan de rand van Brandenburg. Gisteravond moest ik om half acht al naar bed bij gebrek aan horeca en verwachting van horeca.

Vandaag een saaie dag. In een grote stad als Brandenburg zitten weinig mensen te wachten op de komst van een wandelaar, ieder gaat er zijn eigen gang. En de geneugten van de grote stad heb ik er niet gevonden. Maar ja, ’t was zondag. Morgen eindelijk weer een gewone doordeweekse maandag.
Vandaag niet, maar gisteren beleefde ik het wel weer. Dan komt je een auto tegemoet, de lichten beginnen enthousiast te flikkeren en de inzittenden zwaaien de voorruit bijna uit de sponningen. “Je kent me toch wel!”, is de non-verbale boodschap die wordt uitgestraald. Soms stoppen dergelijke enthousiastelingen en vertellen je dan dat ze je ’s morgens of een dag eerder ook al gezien hebben, lichtelijk teleurgesteld dat ik hun tussen de honderden zo niet duizenden auto’s die me iedere dag passeren niet meer kan herinneren. Of zouden dergelijke mensen zo simpel zijn dat ze me geloven als ik zou zeggen dat ik ze herken?
Het begint ook moeilijker te worden de mensen te verstaan. Het accent is me onbekend en misschien praten de mensen wel automatisch geen hoog Duits omdat ze ervan uitgaan dat je uit de buurt komt. Precies hetzelfde verschijnsel maak je mee als je de weg gevraagd wordt. De rugzak die ik draag brengt de mensen vaak niet op de gedachte dat ik toch wel van een stukje verder weg kom, dus moet jij als wandelaar wel ter plekke bekend zijn. Ook zoiets stoms vind ik als mensen me vragen of ik met de fiets onderweg ben. Lijkt me niet zo handig om zo’n zware rugzak te dragen en dan nog te fietsen. Maar à la, ook zulke opmerkingen tracht ik beleefd te beantwoorden.
Je moet hier in Duitsland ook niet spreken van een Wanderung die je maakt, maar je moet uitdrukkelijk aangeven dat je een Fuss Wanderung maakt. Een Wanderung schijn je ook per fiets te kunnen maken en misschien ook wel per motor of auto.
Ook de vraag waar je vandaan komt sticht soms verwarring. Wat bedoel je, waar ik vandaag begonnen ben, of is dit een vraag naar het startpunt van de toer?

Nah,het loopt tegen achten, ik ga afrekenen, heb al water ingeslagen, loop nog een paar kilometer en sla dan mijn tent op.

Dag 19 Maandag 3 mei 2010, Werder.

Het is maandag. Is maandag regendag hier? Vannacht om een uur of elf is het begonnen, Windstil en het regent zachtjes onafgebroken, Ik heb een paar uur gelopen en word er toch wel nat van. Dus wacht ik op dit uitstekende plekje de tijd maar af dat het uitgeregend zal zijn. Ik zit hier op een Autohof, net binnen de ring van Berlijn.
Zojuist een plattegrond van de stad aangeschaft. Het regent al bijna twaalf uur onafgebroken. Gelegenheid genoeg om de kaarten te bestuderen.

“Maar het was voorspeld”, zegt één van de drie mannen naast mij aan het tafeltje als ik opmerk dat dit weer mij niet aangenaam is. Slechts als Nostradamus dit weer op deze dag voorspeld zou hebben, zou ik het gevoel kunnen opbrengen dat ik er niet had door moeten gaan. Bovendien lees ik hier af en toe wel eens een weerbericht in een toevallige krant, maar die weerberichten zijn geen weersvoorspellingen, maar slechts een weergave van de toestand.

’t Is nu zes uur en zo juist is het droog geworden. Negentien uur aan één stuk regende het. Ik ben er behoorlijk nat van geweest. Doordrenkt boekte ik vanmiddag deze hotelkamer voor een prijs die me bijna deed denken dat de receptioniste had verstaan dat ik gevraagd had tegen welke prijs het hotel te koop zou staan. Dus zonder gewetenswroeging draai ik alle verwarmingskranen hoog, om mijn natte spullen zo gauw mogelijk droog te krijgen.
In het restaurant hier serveren ze een lekkere matjesfilet. ’t Zijn wel net geen Hollandse nieuwe, maar ze lijken er toch op. En het voelt best goed, dat ook hier in het restaurant de verwarming brandt en als ik zo naar buitenkijk, zal het me niet verwonderen als het morgen weer de hele dag regent. Nog ruim dertig kilometer scheiden me van de Brandenburger Tor in het hartje van Berlijn. Die koffer met Berlijner Luft moet nog maar even blijven staan tot woensdag.


  • 04 Mei 2010 - 19:24

    Mart En Marian:

    Ons 508 weekend stond ook in het teken van wind regen en kou, maar dan hebben wij nog onze eberspacher die ons warm maakt. Ik ben 3 jaar geleden in Berlijn geweest, veel te zien. Het gaat je goed verder. Mart en Marian

  • 05 Mei 2010 - 06:32

    Anita:

    Wat een prachtig schrijven. Het is toch steeds net of ik een klein beetje met je mee mag lopen op deze manier.
    Ontzettend leuk te lezen hoe verschillend mensen kunnen reageren op een wandelaar in den vreemde.
    Veel wandelplezier nog en ik hoop voor je dat de regen daar gaat vallen waar jij niet loopt. Succes.

    Groetjes Anita

  • 05 Mei 2010 - 13:46

    Rene:

    erg leuk.
    groetjes Rene

  • 05 Mei 2010 - 19:58

    Els Van Den Berg:

    Dag Jan,

    Weer genoten van jouw schrijven. Het leuke is dat je al lezend op de hoogte wordt gebracht van de verschillen tussen mensen en plek.
    Ik wordt er zelf ook niewsgierig van. Ik doe je het wandelen niet na, maar dan zou het de Fiets worden. In 1998 fietsten wij naar Rome. Dat was onze eerste echte lange tocht. Ik heb eenmaal de fiets aan de kant gegooid(niet zo slim) toen ik een hoge berg niet opkwam, zelfs duwend was het een crime. Jan het ga je goed en tot de volgende keer.
    Els

  • 06 Mei 2010 - 23:04

    Maarten:

    Leuk om die belevenissen te lezen. Of ik met je meeloop ! Maar ik zit hier wel droog. Wat een hoop koppen koffie heb je al op !Iets voor hhet Guinnesbook of records ? Nog veel koppen toegewenst met mooi weer en de hartelijke groeten van Maarten

  • 06 Mei 2010 - 23:04

    Maarten:

    Leuk om die belevenissen te lezen. Of ik met je meeloop ! Maar ik zit hier wel droog. Wat een hoop koppen koffie heb je al op !Iets voor hhet Guinnesbook of records ? Nog veel koppen toegewenst met mooi weer en de hartelijke groeten van Maarten

  • 07 Mei 2010 - 07:33

    Johan:

    Hallo Jan
    Machtig wat maak je weer mooie dingen mee, ik begin gezond jalours te worden en de kriebel komt weer.
    Maar goed, ieder mens heeft recht op zijn eigen ontbering.
    Ik wens je een mooi vervolg van je reis.

    Johan

  • 07 Mei 2010 - 14:14

    Teun - Deventer:

    Dag Jan in Berlin; ik lees met plezier je reis-verslag. Gelukkig slaap je nu meestal in je eigen tentje en hebt geen woorden met andere loge's die de ramen sluiten van de slaapzaal zoals bij je vorige reis. We groeten je voor ons vertrek voor 3 weken Californie per auto. 10-31 mei zijn we onderweg. Tot wederhoren, we wensen je mooi weer en veel gezelligheid toe.
    Groeten Mark - Teun.

  • 07 Mei 2010 - 18:29

    Marten:

    Hoi Jan,
    Zo vaak al die kant op geweest!! Naar Belijn - Leipzig - Dresden -Tsjechië. Maar van veel stadjes en dorpjes waar jij al koffiedrinkend doorkomt had ik nog nooit gehoord. En dat ligt dus niet aan jou, maar meer aan mijn minder gedetailleerde aardrijkskundige kennis! Ons groene weekend is ook nat verlopen zoals Marjan al schreef. Maar wel hebben we het in positieve zin nog over jou gehad. En hoe jij het op dat moment zou hebben. Nou, dat lijkt dus allemaal goed te gaan. We zien al weer uit naar je volgende verslag.Veel plezier in Belijn. Prachtige stad!
    Groetjes Marten

  • 10 Mei 2010 - 13:12

    Klaas Van S.:

    Dag Jan,

    Je reisverslagen zijn alleszins het lezen waard: een mix van cultureel antroplogische beschouwingen met een tikje filosofie. En ook nog veel over eten: ik krijg er bijna trek van. Het ga je goed,

    groet,

    Klaas

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Duitsland, Berlijn

Jan

Actief sinds 11 Aug. 2008
Verslag gelezen: 649
Totaal aantal bezoekers 86813

Voorgaande reizen:

25 Januari 2011 - 31 December 2020

Onbekende duur

15 April 2010 - 15 Augustus 2010

Omweg naar Rome

15 September 2008 - 15 April 2009

Mijn eerste reis

Landen bezocht: